12.
Gebruik van de Wi-Fi-functie
Verbinding maken met een smartphone/tablet met gebruik van de NFC-functie
Gebruik de NFC "Near Field Communication"-functie om gemakkelijk de gegevens over te
zetten die nodig zijn voor een Wi-Fi-verbinding tussen deze camera en de smartphone.
Compatibele modellen
∫
Deze functie kan gebruikt worden met een NFC-compatibel apparaat met Android (OS
versie 2.3.3 of hoger). (uitgezonderd enkele modellen)
Voorbereiding:
(op de camera)
•
Zet [NFC-bediening] op [ON].
1
Lanceer de "Image Shuttle" op de smartphone.
2
Terwijl [
] op het scherm van de
smartphone weergegeven wordt, raakt u de
smartphone aan op A van de camera.
3
Als het scherm voor de bevestiging van de
verbinding op de camera weergegeven
wordt, selecteer dan [Ja].
4
Raak opnieuw de smartphone aan op A
van de camera.
3
•
Stappen
tot
niet uitgevoerd te worden.
•
Het duurt even om de verbinding te voltooien.
•
Als de smartphone verbinding gemaakt heeft,
zal een beeld van deze camera op de
smartphone weergegeven worden.
•
De verbonden smartphone wordt op deze
camera geregistreerd.
•
Als een poging tot verbinding mislukt, herstart dan de "Image Shuttle" en laat het scherm
vervolgens opnieuw weergeven in stap
•
Als een verbinding tot stand gebracht wordt tijdens het afspelen van een enkele foto, zal
de foto naar de smartphone overgezet worden.
(P272)
4
hoeven vanaf de tweede keer
(Op uw smartphone)
•
Controleer of uw smartphone een compatibel
model is.
•
Schakel de Wi-Fi-functie in.
•
Installeer van tevoren "Image Shuttle".
(P250)
1
.
(P258)
255