6.
Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
•
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
•
Er wordt aanbevolen om de flitserinstelling op [Œ] (sluit de flitser) te zetten als u foto's van heel
dichtbij neemt.
•
Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
•
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
•
Macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dichtbij het toestel. Als de afstand tussen het
toestel en het onderwerp daarom ver weg is, duurt het langer om erop scherp te stellen.
•
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
•
Als de lens vuil wordt met vingerafdrukken of stof, zou de lens niet in staat kunnen zijn correct
scherp te stellen op het onderwerp.
•
is niet beschikbaar als de focusmodus op [MF] staat.
[Macro-AF]
•
[Macro zoom] kan niet ingesteld worden in de volgende gevallen.
–
[Nachtop. uit hand]/[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
–
[Film in hoge snelheid] (Creatieve Videomodus)
–
[Expressieve indruk]/[Speelgoedcam.effect]/[Speelgoedcamera levendig]/[Miniatuureffect]
(Creative Control modus)
–
Als [Burstsnelh.] in het [Opname]-menu op [SH] gezet wordt
–
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
–
[Multi-belicht.]
–
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [
], [
] of [
]
157