8
Inbedrijfstelling
8.1
Machine aan de trekker vastkoppelen
LET OP
Bij horizontale stand van de trekker en machine moeten de gekoppelde mechanische
verbindingsinrichtingen (bijv. kogelkopkoppeling) in horizontale positie (+/- 3°) tot de
ondergrond bevinden, om de tijdens de werking gebruikelijke zwenkhoek tussen de
mechanische verbindingsinrichtingen niet te belemmeren.
Bij uitvoering "Kogelkopaanhanging"
LW000-039
ü De beveiliging tegen onbevoegd gebruik is gedemonteerd,
Met de trekker achteruit tot aan de dissel rijden en de kogelkopkoppeling van de trekker
onder de kogelkopaanhanging (1) van de machine brengen.
Om de kogelkop-aanspanning (1) van de machine op de kogelkopkoppeling van de trekker
neer te laten, de functie "Dissel neerlaten" bedienen.
De kogelkop-aanspanning (1) aankoppelen en de aanhangvoorziening volgens de
handleiding van de trekkerfabrikant borgen.
Bij uitvoering "Ringtrekoog 50"
Machineschade en/of letsel van personen door gebruik van niet geschikte
verbindingsinrichtingen aan trekkerzijde
Wanneer de trekker met een niet geschikte verbindingsinrichting wordt toegepast, kan de
verbindingsinrichting van de machine/trekker losbreken en kan de machine onbedoeld
bewegen. Daardoor kan de machine beschadigd raken en kunnen personen ernstig letsel
oplopen of worden gedood.
Het trekoog alleen vastkoppelen met trekhaken of trekpennen die geschikt zijn voor de
opname van trekogen conform DIN 9678 of ISO 5692‑1.
Voor de verbindingsinrichtingen aan trekkerzijde de noodzakelijke karakteristieke
waarden en de horizontale, verticale en axiale zwaaihoek van het trekoog in acht nemen.
Het ringtrekoog verbindt de laad- en silagewagen met de hitchhaak van de trekker. De
toegelaten steunlast op het koppelingspunt in onderaankoppeling bedraagt maximaal:
•
3 ton volgens gedelegeerde verordening (EU) 2015/208 resp. ECE
•
4 ton volgens de Duitse wegenverkeerswetgeving (StVZO)
82
WAARSCHUWING
Originele handleiding 150001358_03_nl
zie
Pagina 97.
GX 520