De afsluitkraan (1) bij gelijktijdige bediening van de functie "Dissel heffen" sluiten.
ð De hendel van de afsluitkraan (3) wijst naar rechts (positie I).
De afsluitkranen (3) sluiten.
ð De hendels van de afsluitkranen (2) staan horizontaal (positie I).
De systeemdruk op de manometer (1) aflezen.
Æ Als de systeemdruk 80 bar bedraagt, is de systeemdruk correct.
Æ Als de systeemdruk niet 80 bar bedraagt, de procedure zoals hierboven beschreven
herhalen.
Als de systeemdruk niet op 80 bar kan worden ingesteld, het drukbegrenzingsventiel (4)
opnieuw instellen,
Bij uitvoering "Hydraulisch tridemaggregaat"
I
LW000-466
De systeemdruk is in de fabriek via het drukbegrenzingsventiel (4) op 80 bar vooringesteld. In
beide besturingscircuits moet bij rechtdoor rijden dezelfde druk (80 bar) zijn ingesteld en mag
niet worden overschreden c.q. onderschreden. Bij het aflezen van de systeemdruk moet de
combinatie recht staan.
Systeemdruk controleren
De systeemdruk op de manometer (2) aflezen.
Æ Als de systeemdruk 80 bar bedraagt, is de systeemdruk correct.
Æ Als de systeemdruk niet 80 bar bedraagt, moet de systeemdruk worden ingesteld.
Systeemdruk instellen
ü De systeemdruk is gecontroleerd.
Om de wielen recht te zetten, met de trekkercombinatie ca.20 m rechtuit rijden op een
gelijkmatige ondergrond.
De afsluitkranen (1) en (3) openen.
ð De hendel van de afsluitkraan (1) wijst naar links (positie II).
ð De hendels van de afsluitkranen (3) staan loodrecht (positie II).
Op de terminal de functie "Dissel heffen" bedienen tot de druk 80 bar heeft bereikt,
Pagina 160.
De afsluitkraan (1) bij gelijktijdige bediening van de functie "Dissel heffen" sluiten.
ð De hendel van de afsluitkraan (3) wijst naar rechts (positie I).
GX 520
Originele handleiding 150001358_03_nl
zie
Pagina 266.
1
2
2
4
Onderhoud – gedwongen besturing
Systeemdruk controleren en instellen
II
2
2
22
22.2
1
4
zie
265