22
Onderhoud – gedwongen besturing
22.2
Systeemdruk controleren en instellen
22.2
Systeemdruk controleren en instellen
Gevaar voor letsel door onverwachte beweging van machinedelen
Bij instelwerkzaamheden kan de machine onverwachte bewegingen uitvoeren. Daardoor
kunnen personen of voorwerpen die zich in de werkzone van de machinedelen bevinden
verwond of beschadigd worden.
Instelwerkzaamheden alleen bij uitgeschakelde aandrijving en stilstaande motor
uitvoeren.
De machine tegen wegrollen beveiligen.
Controleer of zich geen personen, voorwerpen of dieren in de werkzone van de
machinedelen bevinden.
De machine met gesloten afsluitkranen gebruiken.
Bij uitvoering "Hydraulisch tandemaggregaat"
I
LW000-465
De systeemdruk is in de fabriek via het drukbegrenzingsventiel (4) op 80 bar vooringesteld. In
beide besturingscircuits moet bij rechtdoor rijden dezelfde druk (80 bar) zijn ingesteld en mag
niet worden overschreden c.q. onderschreden. Bij het aflezen van de systeemdruk moet de
combinatie recht staan.
Systeemdruk controleren
De systeemdruk op de manometer (2) aflezen.
Æ Als de systeemdruk 80 bar bedraagt, is de systeemdruk correct.
Æ Als de systeemdruk niet 80 bar bedraagt, moet de systeemdruk worden ingesteld.
Systeemdruk instellen
ü De systeemdruk is gecontroleerd.
Om de wielen recht te zetten, met de trekkercombinatie ca.20 m rechtuit rijden op een
gelijkmatige ondergrond.
De afsluitkranen (1) en (3) openen.
ð De hendel van de afsluitkraan (1) wijst naar links (positie II).
ð De hendels van de afsluitkranen (3) staan loodrecht (positie II).
Op de terminal de functie "Dissel heffen" bedienen tot de druk 80 bar heeft bereikt,
Pagina 160.
264
WAARSCHUWING
2
1
3
4
II
2
3
Originele handleiding 150001358_03_nl
1
4
zie
GX 520