14.16
Losautomaat activeren/deactiveren
Losautomaat activeren
indrukken.
Æ De weergave wisselt van
Æ De weergave in de infobalk wisselt van
Door het openen van de achterklep wordt de losautomaat gestart. Tijdens het lossen worden
naargelang de uitrusting van de machine de volgende processen door het systeem bestuurd:
•
De uitloopas wordt geblokkeerd.
•
De onderrijbeveiliging wordt opgetild.
•
De achterklep wordt geopend.
•
De losunit loopt naar achteren.
•
De ijlgang van de losunit wordt ingeschakeld.
Bij het beëindigen van het lossen (sluiten van de achterklep) worden afhankelijk van de
uitrusting van de machine de volgende processen door het systeem bestuurd:
•
De uitloopas wordt losgemaakt.
•
De losunit loopt een stuk naar voren.
•
De achterklep wordt gesloten.
•
De losunit loopt volledig naar voren.
•
De ijlgang van de losunit wordt ingeschakeld.
Losautomaat deactiveren
indrukken.
Æ De weergave wisselt van
Æ De weergave in de infobalk wisselt van
Alle bij geactiveerde losautomaat automatische uitgevoerde processen moeten bij het begin
resp. bij het beëindigen van het lossen handmatig worden uitgevoerd.
14.17
Laadruimteafdekking open-/dichtklappen
Openklappen
ingedrukt houden tot de laadruimteafdekking is opengeklapt.
Æ De weergave wisselt van
Æ De indicatie op de statusregel wisselt van
GX 520
Originele handleiding 150001358_03_nl
Terminal – machinefuncties
Losautomaat activeren/deactiveren 14.16
naar
.
naar
naar
.
naar
A
naar
.
naar
.
A
.
.
14
151