Opname (Alle standen)
Het aanzetten van de camera duurt lang: Wis bestanden of mappen.
Ontspanknop uitgeschakeld:
• Geheugenkaart is vergrendeld, vol of niet geplaatst (0 26, 33).
• Sluiter vergrendeld is geselecteerd voor Persoonlijke instelling f7
(Ontspannen bij geen kaart; 0 365) en er is geen geheugenkaart
geplaatst (0 33).
• Ingebouwde flitser wordt geladen (0 40).
• Camera is niet scherp in beeld (0 36).
• Diafragmaring voor CPU-objectief niet vergrendeld op de hoogste f-waarde
(niet van toepassing voor type G- en E-objectieven). Als
weergegeven in het bedieningspaneel, selecteer Diafragmaring voor
Persoonlijke instelling f5 (Functie instelschijven inst.) > Instellen
diafragma om de diafragmaring te gebruiken voor het aanpassen van
diafragma (0 364).
• Objectief zonder CPU is bevestigd, maar de camera bevindt zich niet in de
stand A of M (0 88).
Camera reageert traag op ontspanknop: Selecteer Uit voor Persoonlijke instelling
d4 (Belichtingsvertragingsstand; 0 339).
Er wordt geen foto gemaakt als de ontspanknop van de afstandsbediening wordt ingedrukt:
• Vervang de batterij in de afstandsbediening (0 444).
• Kies een andere optie dan Uit voor Afstandsbedieningsstand (ML-L3)
(0 193).
• Flitser wordt geladen (0 195).
• De tijd geselecteerd voor Persoonlijke instelling c5 (Wachttijd afstandsb.
(ML-L3), 0 337) is verstreken; druk de ontspanknop van de camera half in.
• Fel licht verstoort de afstandsbediening.
Foto's zijn onscherp:
• Draai de selectieknop voor de scherpstelstand naar AF (0 120).
• Camera kan niet scherpstellen met autofocus: Gebruik handmatige
scherpstelling of scherpstelvergrendeling (0 129, 132).
Scherpstelling vergrendelt niet wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt: Gebruik
de A AE-L/AF-L-knop om scherpstelling te vergrendelen wanneer AF-C is
geselecteerd voor de scherpstelstand of tijdens het fotograferen van
bewegende onderwerpen in AF-A-stand.
464
B
wordt