Belichting
Lichtmeting
Kies hoe de camera de belichting instelt in de standen P, S, A en M (in
andere standen selecteert de camera de lichtmeetmethode
automatisch).
Optie
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties. De
camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting in
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie en met
a
type G-, E- of D-objectieven (0 429), afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting III; met andere CPU-objectieven gebruikt de
camera kleurenmatrixmeting III, waarbij geen gebruik kan worden
gemaakt van 3D-afstandsinformatie).
Centrumgericht: De camera meet het gehele beeld maar wijst het
grootste gewicht toe aan het middelste veld (als een CPU-objectief
is bevestigd, kan de grootte van het veld worden geselecteerd met
behulp van Persoonlijke instelling b5, Centrumgericht meetveld,
Z
0 335; als er een objectief zonder CPU is bevestigd, is het veld gelijk
aan een cirkel met een diameter van 12 mm). Klassieke meter voor
portretten; aanbevolen bij het gebruik van filters met een
belichtingsfactor (filterfactor) van meer dan 1×.
Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm (circa
1,5% van het beeld). De cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt
gecentreerd, waardoor het mogelijk is onderwerpen buiten het
centrum te meten (als een objectief zonder CPU wordt gebruikt of
b
als automatisch veld-AF in werking is, meet de camera het
middelste scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct
belicht wordt, ook als de achtergrond veel helderder of donkerder
is.
Op hoge lichten gericht: Camera wijst het grootste gewicht toe aan
hoge lichten. Gebruik voor het verminderen van verlies van detail in
h
hoge lichten, bijvoorbeeld bij het fotograferen van artiesten die
worden belicht door spotlicht op een podium.
(alleen standen P, S, A en M)
Beschrijving
139