5.24
A
FDRUKKEN
5
Bij Windows NT 4.0 kruist u het vakje Gedeeld aan.
Bij Windows 2000 kruist u het vakje Gedeeld als aan.
Bij Windows XP kruist u het vakje Deze printer delen:
aan.
6
Bij Windows NT 4.0 vult u de Sharenaam in en klikt u
op OK.
Bij Windows 2000/XP vult u de Share-naam in en klikt u
op OK.
Instellen als client computer
1
Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer
Verkennen.
2
Klik in de linker kolom op de netwerkmap om deze te
openen.
3
Blader naar de computer waarop de printer is aangesloten
en klik met de rechter muisknop op de sharenaam van de
printer. Selecteer Verbinding maken en volg de instructies
op het scherm.
4
Bij Windows NT 4.0/2000 opent u het Start menu en
selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
Bij Windows XP opent u het Start menu en selecteert u
Instellingen en vervolgens Printers en faxapparaten.
5
Selecteer de printer. (Als de map Printers verschijnt,
dubbelklikt u op het pictogram van uw printer.)
6
Open het menu Printer en selecteer Eigenschappen.
7
Klik op het tabblad Poorten en klik daar op Poort
toevoegen.
8
Selecteer Local Port (Lokale poort) en klik op Nieuwe
poort.
9
Toets in het veld Geef een poortnaam op de sharenaam
in.
10
Klik op OK en vervolgens op Sluiten.
11
Bij Windows NT 4.0 klikt u op OK.
Bij Windows 2000/XP klikt u op Toepassen en vervolgens
op OK.