3.10
P
APIER
3
Open de achterklep om gebruik te maken van de
achteruitvoer.
4
Na het afdrukken sluit u de achteruitvoer.
Papiertype en papierformaat instellen voor
de handinvoer
Nadat u papier in de handinvoer hebt gedaan, moet u het juiste
papiertype en papierformaat instellen via het bedieningspaneel.
Deze instellingen hebben betrekking op kopiëren. Als u afdrukt
vanuit een computer, moet u formaat en type papier aangeven
in uw programma.
Zo stelt u het papierformaat voor de handinvoer in:
1
Druk op Menu.
Op de bovenste regel van het display verschijnt de tekst
"Paper Setting" en op de onderste regel ziet u het eerste
menu-onderdeel, "Paper Type".
2
Druk op Enter om het menu-onderdeel te openen.
3
Ga met een pijltjestoets ( ¦ of ) naar het papiertype dat u
gebruikt en druk op Enter om dit vast te leggen.
4
Druk op de toets om naar het menu "Paper Size" te gaan
en druk op Enter om dit menu te openen.
5
Ga met een pijltjestoets ( ¦ of ) op de onderste regel naar
"Bypass Paper". Druk op Enter om het menu-onderdeel te
openen.
6
Ga met een pijltjestoets ( ¦ of ) naar het papierformaat
dat u gebruikt en druk op Enter om dit vast te leggen.
7
Om naar de standby-stand terug te gaan, drukt u op
Stop/Clear.