5
Druk op Enter om het nummer te bevestigen. Het display
vraagt om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden (Enter Number).
NB: Uw faxapparaat kan één meervoudig bericht tegelijk
verzenden. Daarom verschijnt de vraag "Enter Number" niet
wanneer het apparaat nog bezig is met verzenden van een eerder
meervoudig faxbericht. In dat geval moet u wachten tot het
apparaat klaar is met het eerdere meervoudige bericht.
6
Als u meer faxnummers wilt toevoegen, herhaalt u de
stappen 4 en 5. U kunt maximaal 10 bestemmingen
ingeven.
Groepsnummers kunnen alleen als eerste nummer worden
ingegeven (dus de eerste keer dat u stap 4 uitvoert).
7
Wanneer u klaar bent met intoetsen van faxnummers drukt
u op Start Copy/Fax.
Eerst wordt het document in het geheugen gescand. Het
display geeft de beschikbare geheugencapaciteit en het
aantal pagina's in het geheugen aan.
Als u het document via de glasplaat inleest, vraagt het
display of u een andere pagina wilt plaatsen (Another
Page?). Kies "1.Yes" (ja) als dat zo is. Als u geen pagina's
meer wilt toevoegen, kiest u "2.No" (nee).
8
Het apparaat verzendt het document naar de faxnummers,
in de volgorde waarin u ze hebt ingetoetst.
Uitgesteld faxbericht verzenden
(Delay Fax)
U kunt het apparaat opdracht geven om een faxbericht op een
later tijdstip - tijdens uw afwezigheid - te verzenden.
1
Doe uw document(en) met de voorkant boven in de ADF.
OF
Plaats een document met de voorkant onder op de
glasplaat.
Zie voor meer informatie over het invoeren van een
document pagina 2.3.
2
Stel een resolutie in die geschikt is voor uw faxbericht (zie
pagina 2.5).
Als u het contrast wilt aanpassen, zie dan pagina 1.14.
M
4.3
EER FAXMETHODES
4