Draadspanning
De draadspanning wordt automatisch ingesteld bij het
selecteren van een steek, maar moet mogelijk nauwkeurig
worden afgesteld, afhankelijk van:
• Soort en dikte van de stof
• Naalddikte
• Dikte, soort en vezelgehalte van de draad
Raadpleeg pagina 20 voor het aanpassen van de
draadspanningsinstellingen.
Hieronder wordt beschreven hoe de spanningsinstellingen
kunnen worden aangepast voor de 4-draads overlocksteek.
De juiste spanning
De onder- en bovengrijperdraad moeten goed
uitgebalanceerd zijn met dezelfde spanning (de grijperdraden
moeten elkaar kruisen op de rand van de stof). De
bovendraden mogen niet te los of te strak zijn, maar moeten
gelijkmatig gespannen zijn.
Bovengrijperspanning
Wanneer de bovengrijperdraad te los is (A): Verhoog de
draadspanning van de bovengrijper of verlaag de
draadspanning van de ondergrijper.
Wanneer de bovengrijperdraad te strak is (B): Verlaag de
draadspanning van de bovengrijper of verhoog de
draadspanning van de ondergrijper.
Ondergrijperspanning
Wanneer de ondergrijperdraad te los is (C): Verhoog de
draadspanning van de ondergrijper of verlaag de
draadspanning van de bovengrijper.
Wanneer de ondergrijperdraad te strak is (D): Verlaag de
draadspanning van de ondergrijper of verhoog de
draadspanning van de bovengrijper.
Linkerbovendraadspanning
Wanneer de linker bovendraad te los is (E): Verhoog de
draadspanning van de linkernaald of zet de beide
grijperdraden losser.
Wanneer de linker bovendraad te strak is (F): Verlaag de
draadspanning van de linkernaald.
A 3
A 4
1. Verkeerde kant van de stof
2. Goede kant van de stof
3. Rechterbovendraad
A
C
E
6 Aanpassingen aan steken
A 2
A 1
4. Linkerbovendraad
5. Bovengrijperdraad
6. Ondergrijperdraad
B
D
F
A 5
A 6
57