6.2
Eenvoudige inbedrijfstelling
1. Sluit de motor aan op de regelaar en let hierbij op het spanningsbereik van de motor.
2. Voer de motorgegevens van het motortypeplaatje in:
3. Geef de aandrijving vrij door de klemmen 1 en 2 met elkaar te verbinden.
6.2.1
Bedrijf via klemmen (standaardinstelling)
Voor het bedrijf in de klemmenmodus (standaardinstelling):
•
•
•
•
•
AANWIJZING
De vooraf ingestelde stand (P-12 = 0 en P-15 = 0) voor de optionele schakelaar in de
IP55-behuizing is FWD/REV. Het motortoerental kan met de potentiometer ingesteld
worden.
6.2.2
Programmeerapparaatmodus
Voor het bedrijf in de programmeerapparaatmodus:
•
•
•
•
•
•
AANWIJZING
De gewenste doelsnelheid kan vooraf worden ingesteld door in stilstand de toets Stop
in te drukken. Door vervolgens de toets Start in te drukken accelereert de aandrijving
langs een integrator tot dit toerental.
Technische handleiding – MOVITRAC
•
P-08 = nominale motorstroom
•
P-09 = nominale motorfrequentie
P-12 moet op 0 ingesteld zijn (fabrieksinstelling).
Sluit tussen de klemmen 1 en 2 op het gebruikersklemmenblok een schakelaar aan.
Sluit tussen de klemmen 5, 6 en 7 een potentiometer (1 k ... 10 k) aan. Sluit het
sleepcontact op pin 6 aan.
Sluit de schakelaar om de aandrijving vrij te geven.
Stel het toerental in met de potentiometer.
Stel P-12 in op 1 (één richting) of 2 (twee richtingen).
Sluit tussen de klemmen 1 en 2 op het gebruikersklemmenblok een draadverbinding
of schakelaar aan om de aandrijving vrij te geven.
Druk nu op de toets Start. De aandrijving wordt vrijgegeven met 0,0 Hz.
Druk op de toets Naar boven om het toerental te verhogen.
Druk op de toets Stop om de aandrijving te stoppen.
Door vervolgens de toets Start in te drukken keert de aandrijving terug naar het
oorspronkelijke toerental. (Als de tweerichtingenmodus is geactiveerd (P-12 = 2),
wordt de richting omgekeerd door de toets Start in te drukken.)
®
LTE-B
Inbedrijfstelling
Eenvoudige inbedrijfstelling
I
6
0 0
27