STANDAARD OPNAMEHANDELINGEN
Zet de camera aan en schuif de schakelaar opnamestand in de opnamestand.
1
2
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader op de LCD-monitor.
• Voor onderwerpen buiten het beeldcentrum kunt u de scherpstel-
vergrendeling (blz. 26) gebruiken.
Druk de ontspanknop half in (1) om scherpstelling en belichting te ver-
grendelen.
• De scherpstelsignalen (blz. 27) op de monitor bevestigen dat er is
scherpgesteld. Is het scherpstelsignaal op de monitor rood, dan kon
de camera niet goed op het onderwerp scherpstellen. Herhaal de
vorige handelingen totdat het scherpstelsignaal wit is.
Druk de ontspanknop geheel in (2) om de opname te maken.
• Na het ontspannen van de sluiter wordt het flits/toegangslampje naast
de de kaartsleuf oranje en gaat het knipperen, om aan te geven dat de
beeldinformatie naar de geheugenkaart wordt weggeschreven.
Verwijder een geheugenkaart nooit als er beeldinformatie wordt
weggeschreven.
• Na de registratie van het beeld kunt u een preview van het beeld bekij-
ken door de ontspanknop ingedrukt te houden. Het is ook mogelijk de
directe weergave te gebruiken (blz. 56).
25