Wanneer de balk op inbouwtemperatuur is en er voldoende mengsel voor de balk ligt,
dienen de volgende schakelaars, hendels en regelaars in de vermelde stand te wor-
den gezet
Pos.
17
Transport-/werksnelheid
10
Voorkeuzeregelaar rijaandrijving
33
Balk klaarzetten drijfstand
23
Vibratie
20o
Stamper
24/56 Worm links/rechts
32/54 Transporteur links/rechts
51
Nivellering
A
Toerentalregeling vibratie
B
Toerentalregeling stamper
- Dan de rijhendel (9) volledig naar voren duwen en rijden.
- De materiaalverdeling bekijken en eventueel de eindschakelaars bijstellen.
- De instelling van de stabilisatie-elementen (stamper en/of vibratie) dient overeen te
komen met de gewenste stabilisatiegraad.
- De inbouwdikte moet na de eerste 5–6 meter door de voorman worden gecontro-
leerd en eventueel worden gecorrigeerd.
De omgeving van de loopwerkkettingen of aandrijfwielen moeten worden gecontro-
leerd, omdat oneffenheden in de onderbouw worden gecompenseerd door de balk.
De loopwerkkettingen en aandrijfwielen zijn de referentiepunten voor de laagdikte.
Als de werkelijke laagdikte in belangrijke mate afwijkt van de weergegeven waarden
op de schaalmeters, dient men de basisinstelling van de balk te corrigeren (zie de be-
dieningshandleiding van de balk).
De basisinstelling geldt voor asfaltmengsel.
A
Schakelaar
Stand
schildpad-werksnelheid
schaalstreepje 6 - 7
LED AAN
LED AAN
LED AAN
auto
auto
auto
ca. schaalstreepje 40-60
ca. schaalstreepje 40-60
D 4.1 15