Ingebruikname
■
Zorg er tijdens de werking voor dat er geen
kinderen in de buurt van het apparaat komen
of zijn en dat ze niet met het apparaat spe-
len.
■
Neem de plaatselijke voorschriften in acht in-
zake de minimumleeftijd van de bediener.
■
Bedien het apparaat niet als u onder invloed
staat van alcohol, drugs of geneesmiddelen.
■
Draag doelmatige werkkleding:
■
lange broek
■
stevige schoenen met antislipzool
■
gehoorbescherming
■
Let altijd op standveiligheid, vooral op hellin-
gen oneffen ondergrond.
■
Werk alleen bij daglicht of bij een goede
kunstmatige verlichting.
■
Neem de nationale voorschriften voor de ge-
bruiksduur in acht.
■
Laat het bedrijfsgerede apparaat niet zonder
toezicht achter.
■
Gebruik het apparaat en de aan te sluiten ap-
paraten nooit als de veiligheidsvoorzieningen
beschadigd zijn. Controleer het apparaat
voor ieder gebruik op beschadigingen en laat
beschadigde onderdelen vervangen.
■
Controleer het apparaat op beschadigingen
en laat beschadigde delen repareren, voordat
u het opnieuw inschakelt.
■
Zet in de volgende gevallen de motor af,
wacht totdat het apparaat stilstaat en trek de
bougiestekker uit:
■
na het verlaten van het apparaat
■
na het optreden van storingen
■
bij storingen en abnormale trillingen aan
het apparaat
■
voor transport
■
Sluit de bougiestekker aan en start de motor:
■
na het verhelpen van storingen (zie sto-
ringstabel) en de controle van het appa-
raat
■
na het reinigen van het apparaat
■
U mag tijdens het bijvullen van benzine of
motorolie niet eten of drinken.
■
Adem de benzinedampen niet in.
■
Til de machine nooit op met een draaiende
motor.
■
Controleer alle bedieningselementen, veilig-
heidsvoorzieningen, moeren, schroeven en
bouten van het apparaat op volledigheid, ste-
441152_f
vige montage en onberispelijke hoedanig-
heid.
■
Gebruik geen blanke draad voor de aanslui-
ting van elektrische apparaten - gebruik hier-
voor altijd een passende kabel en stekker.
■
Houd bij gebruik van verlengkabels of een
mobiele verdeelkast de maximaal toelaatbare
kabellengte aan:
■
bij Ø 1,5 mm
■
bij Ø 2,5 mm
4 INGEBRUIKNAME
4.1
Potentiaalvereffening maken (02)
Bij het aansluiten van een enkel elektrisch appa-
raat wordt de veilige werking door opbouw en
functie van de generator gegarandeerd. Hij kan
door een elektrotechnische leek in bedrijf worden
gesteld omdat er geen potentiaalvereffening ge-
maakt hoeft te worden en er voor de inbedrijfstel-
ling geen controle noodzakelijk is.
Bij het aansluiten van meerdere elektrische appa-
raten moet de generator met een veiligheidspo-
tentiaalvereffening op een potentiaalvereffenings-
rail worden aangesloten. De potentiaalvereffe-
ningskabel moet een geïsoleerde koperen draad
zijn die ten minste 2,5 mm
beschermde of ten minste 4 mm
schermde ligging heeft. Deze werkzaamheid
moet door een elektrotechnisch deskundige wor-
den uitgevoerd.
De generator heeft geen interne aardlekschake-
laar (FI resp. RCD).
■
Bij slechts één aangesloten apparaat is er
geen aardlekschakelaar of scheidingstranso-
formator noodzakelijk.
■
Ieder verder aangesloten apparaat heeft een
eigen externe aardlekschakelaar nodig
(30 mA).
■
Ieder verder aangesloten apparaat met een
groter elektrisch risico moet i.p.v. met een
aardlekschakelaar (30 mA) via een schei-
dingstransformator aangesloten worden.
■
Alle via een meervoudig stopcontact aange-
sloten apparaten moeten een eigen aardlek-
schakelaar (30 mA) hebben.
Potentiaalvereffeningskabel aansluiten
1. Moer (02/1) rechtsom losdraaien.
2. Het gestripte uiteinde van de kabel onder de
moer drukken.
3. Moer aandraaien om het kabeluiteinde in te
klemmen.
2
: max. 60 m
2
: max. 100 m
2
Ø bij een mechanisch
2
Ø bij een onbe-
29