4.1
A-Modell - 11/12 - Ausgabe 09/11 - 2096088 - BUE-0005-10NL
Hoofdstukoverzicht
In dit hoofdstuk staan instructies voor het rijden met de camper.
De instructies hebben betrekking op:
de parkeerafstandscontrole
de achteruitrijcamera met LCD-monitor
de rijsnelheid
de remmen
de veiligheidsgordels
de kinderzitjes
de stoelen inclusief hoofdsteunen
de opstelling van de zitplaatsen
de vouwverduisteringen in de bestuurderscabine
het tanken
Rijden met de camper
Het basisvoertuig betreft een kleine vrachtwagen. Rijstijl dienovereen-
komstig aanpassen.
Voor het begin van de rit en ook na korte ritonderbrekingen controleren
of de opstap volledig is ingeklapt.
Op de zitplaatsen, waaraan een veiligheidsgordel gemonteerd is, tijdens
de rit altijd de veiligheidsgordel omdoen.
Nooit tijdens de rit de veiligheidsgordel losmaken.
Meerijdende personen moeten op hun plaatsen blijven zitten.
De deurvergrendeling mag niet geopend worden.
Remmen met schokken vermijden.
Bij gebruik van een navigatietoestel het reisdoel alleen wijzigen als het
voertuig staat. Daarom een parkeerplaats of een veilige stopplaats
opzoeken, als het reisdoel moet worden gewijzigd.
Tijdens de rit via de monitor van het navigatietoestel geen DVD
afspelen.
Op slechte wegen langzaam rijden.
Voorzichtig rijden bij het oprijden op veerboten, bij het oversteken van
oneffenheden en bij het achteruitrijden. Grotere voertuigen kunnen omwille
van hun relatief lange overhang uitzwenken en onder ongunstige omstan-
digheden "aan de grond zitten". Daarbij kunnen de onderkant of delen die
daar zijn aangebouwd, beschadigd worden.
Als deze aanwijzingen niet opgevolgd worden en daardoor een ongeluk of
schade ontstaat, aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
De in hoofdstuk 2 beschreven veiligheidsinstructies moeten worden nage-
leefd.
Als in het voertuig een achteruitrijcamera is ingebouwd, schakelt de
camera bij het schakelen in de achteruitversnelling automatisch aan.
4
Tijdens de rit
4Tijdens de rit
37