4
Druk op J.
In de monitor wordt een bericht
weergegeven en in het
bedieningspaneel en de zoeker
verschijnt een rij streepjes. Schakel de
camera uit om de normale werking te
herstellen zonder de beeldsensor te
inspecteren.
5
Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop
volledig in. De spiegel
wordt omhoog geklapt en
het sluitergordijn wordt
geopend, zodat de beeldsensor zichtbaar wordt. De weergave in
de zoeker wordt uitgeschakeld en de rij met streepjes in het
bedieningspaneel begint te knipperen.
6
Inspecteer de beeldsensor.
Houd de camera zodanig vast dat er
licht op de beeldsensor valt en
inspecteer de sensor op stof of pluisjes.
Als er geen vuil aanwezig is, ga verder
naar Stap 8.
316