Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Nikon D850 Gebruikshandleiding pagina 307

Verberg thumbnails Zie ook voor D850:
Inhoudsopgave

Advertenties

13 Zie "AF-S/AF-I teleconverters en beschikbare scherpstelpunten" (0 96) voor informatie over de
scherpstelpunten die beschikbaar zijn voor autofocus en elektronisch afstand meten.
14 Bij het scherpstellen op de kortste scherpstelafstand met een AF 80–200mm f/2.8, AF 35–70mm
f/2.8, AF 28–85mm f/3.5–4.5 <Nieuw> of AF 28–85mm f/3.5–4.5 objectief op maximale zoom
wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de
zoeker niet scherp in beeld is. Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker scherp is.
15 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger.
16 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt; zie "Incompatibele accessoires en objectieven
zonder CPU" (0 285).
17 Het rotatiebereik voor de AI 80–200mm f/2.8ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt door de
camerabody. Filters kunnen niet worden verwisseld terwijl de AI 200–400mm f/4ED op de camera is
bevestigd.
18 Als het maximale diafragma wordt gespecificeerd met behulp van Objectief zonder CPU
(0 218), wordt de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bedieningspaneel.
19 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximaal diafragma van het objectief
zijn gespecificeerd met behulp van Objectief zonder CPU (0 218). Gebruik spotmeting of
centrumgerichte meting als de gewenste resultaten niet worden verkregen.
20 Specificeer voor een grotere nauwkeurigheid de brandpuntsafstand en het maximaal diafragma van
het objectief met behulp van Objectief zonder CPU (0 218).
21 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstand bij sluitertijden die ten minste één stap
langer zijn dan de flitssynchronisatietijd.
22 Belichting wordt bepaald door het diafragma van het objectief vooraf in te stellen. In de automatische
belichtingsstand met diafragmavoorkeuze moet het diafragma vooraf worden ingesteld met behulp
van de diafragmaring voordat AE-vergrendeling en verschuiven van het objectief wordt uitgevoerd.
In de handmatige belichtingsstand moet u het diafragma vooraf instellen met de diafragmaring en
de belichting bepalen vóór het verschuiven van het objectief.
23 Belichtingscorrectie is vereist bij gebruik in combinatie met AI 28–85mm f/3.5–4.5, AI 35–105mm
f/3.5–4.5, AI 35–135mm f/3.5–4.5 of AF-S 80–200mm f/2.8D.
24 Voor maximaal effectief diafragma van f/5.6 of korter.
25 Vereist automatische tussenring PK-12 of PK-13. Afhankelijk van de oriëntatie van de camera is
mogelijk de PB-6D vereist.
26 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In de automatische belichtingsstand met
diafragmavoorkeuze moet het diafragma worden ingesteld met het balgapparaat alvorens de
belichting te bepalen en de foto te maken.
• Voor de repro-unit PF-4 is de camerahouder PA-4 vereist.
• Tijdens autofocus bij hoge ISO-gevoeligheden kan er ruis in de vorm van lijnen verschijnen. Gebruik
handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling. Bij hoge ISO-gevoeligheden kunnen er tevens
lijnen verschijnen wanneer diafragma wordt aangepast tijdens filmopname of livebeeldfotografie.
283

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave