Belichting
Lichtmeting
Lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De
volgende opties zijn beschikbaar:
Optie
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties. De
camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting in
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie en met
L
G-, E- of D-type objectieven (0 281), afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting III; met andere CPU-objectieven gebruikt de
camera kleurenmatrixmeting III waarbij 3D-afstandsinformatie niet
is inbegrepen).
Centrumgericht: De camera meet het gehele veld maar wijst het
grootste gewicht aan het middelste veld toe (als een CPU-objectief
is bevestigd, kan de grootte van het veld worden geselecteerd met
behulp van Persoonlijke instelling b6, Centrumgericht meetveld,
M
0 263; als er een objectief zonder CPU of AF-S Fisheye NIKKOR 8–
15mm f/3.5–4.5E ED-objectief is bevestigd, dan is het veld gelijk aan
een cirkel met een diameter van 12 mm). Klassieke meter voor
portretten; aanbevolen bij het gebruik van filters met een
belichtingsfactor (filterfactor) van meer dan 1×.
Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm (circa
1,5% van het beeld). De cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt
gecentreerd, waardoor het mogelijk is onderwerpen buiten het
centrum te meten (als een objectief zonder CPU of AF-S Fisheye
N
NIKKOR 8–15mm f/3.5–4.5E ED-objectief wordt gebruikt of als
automatisch veld-AF in werking is, meet de camera het middelste
scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct belicht
wordt, ook als de achtergrond veel helderder of donkerder is.
Op hoge lichten gerichte lichtm.: Camera wijst het grootste gewicht aan
hoge lichten toe. Gebruik om verlies van details in hoge lichten te
t
verminderen, bijvoorbeeld bij het fotograferen van artiesten die op
een podium door spotlicht worden belicht.
124
Beschrijving