NL
• Voor be- of ontluchting omschakelbaar.
• Ter verkoming van trillingsoverdracht op het
buizensysteem raden wij de montage van elas-
tische verbindingsstukken types EL-Ex en
ELAEx, bevestigingsvoet FU en trillingsdem-
pers GP van MAICO aan.
Dakventilatoren DZD .. Ex e / t
• Toegestane montageplaatsen zijn daken (vlak-
ke, schuine, golf- of trapeziumdaken), plafonds
of consoles met voldoende draagvermogen.
• Horizontale inbouwpositie verplicht. Uitblaas-
richting horizontaal.
• Voor be- of ontluchting omschakelbaar.
• Met dakslab op geschikte daksokkel of onder-
bouw monteerbaar, bijv. met MAICO daksok-
kel SO.., SDS.. of SOWT..
• Bij het aansluiten op buisleidingen zijn spiraal-
buizen met elastische verbindingsstukken,
voeten en trillingsdempers verplicht. Deze
voorkomen trillingsoverdracht op het buizen-
systeem.
15.2 Controles vóór de montage
1. De volgende controles uitvoeren: D = gede-
tailleerde controle, N = controle van dichtbij,
S = visuele controle
Controleschema
I Apparaat voldoet aan de EPL-/zo-
ne-eisen van de montageplaats.
II Apparaten van groep juist.
III Apparaten temperatuurklasse
juist.
IV Beschermingsgraad (IP-graad)
van de apparaten voldoet aan het
veiligheidsniveau / de groep / het
geleidingsvermogen.
V Aanduiding van de stroomkring
van het apparaat aanwezig en
juist.
VI Huis en verbindingen bevredi-
gend.
VI
Controleer vóór het inbouwen de
I
goede werking van de motorlager.
15.3 Montage van het apparaat
1. Apparaat op transportschade controleren.
2. Montageplaats voor de buis-, wand- of voet-
montage voorbereiden: buisleiding of flexibe-
le buis leggen. Bij wandmontage voor een
vlak steunvlak zorgen.
3. Leg de toegestane netleiding naar de monta-
geplaats vast aan. Gebruik een bij het appa-
raattype passende aansluitleiding.
Gevaar van snijwonden door scherp
plaatwerk van de behuizing.
Draag bij het inbouwen persoonlijke bescher-
mingsmiddelen (snijvaste handschoenen).
4. DZR.. Ex e / t: passende bevestigingsvoet
(type FU) met de bijgevoegde, zelftappende
plaatschroeven op het ventilatorhuis bevesti-
gen. Inbouwpositie willekeurig. Let erop dat
de aansluitdoos op de montageplaats vrij toe-
gankelijk is.
5. DZQ/DZS/DZR/DZD .. Ex e / t: ventilator naar
de montageplaats transporteren. Neem de
veiligheidstips en gegevens uit de vorige
hoofdstukken in acht.
DZD .. Ex e / t indien mogelijk met een kraan
op de plaats van opstelling op het dak neer-
zetten.
6. DZD .. Ex e / t: tussen ventilator en dak/
daksokkel geschikt daksokkel, geluiddem-
pend en installatiemateriaal gebruiken.
82
Explosiegevaar/gevaar voor verwondin-
gen door verkeerd gemonteerd of naar bene-
den vallend apparaat.
Wand- en plafondmontage uitsluitend op wan-
den/plafonds met voldoende draagvermogen en
groot genoeg bemeten bevestigingsmateriaal
verrichten.
Het bevestigingsmateriaal dient door klant zelf
beschikbaar gesteld te worden.
Bij het inbouwen het bereik onder de montage-
plaats van personen vrijhouden.
Lekkage bij onvoldoende afdichting.
Schroef de ventilator op alle flensboringen vast.
7. Ventilator monteren en op alle flensboringen
[X] (4...16 stuks, afhankelijk van type) vast op
wand/plafond/dak/daksokkel schroeven. Stel
zelf bevestigingsmateriaal dat groot genoeg
is beschikbaar. Let op de draai- en transport-
richting → pijltjes met luchtrichting op sticker
op het apparaat.
8. DZR.. Ex e / t met voorgemonteerde bevesti-
gingsvoet op wand, plafond of console mon-
teren. Stel zelf bevestigingsmateriaal dat
groot genoeg is beschikbaar.
9. DZR/DZD .. Ex e / t: buisleidingen aansluiten.
Spiraalbuizen met elastische manchetten of
verbindingsstukken (MAICO-types EL-Ex /
D N S
ELAEx) op alle ventilator-flensboringen vast-
● ● ●
schroeven. Op dichtheid letten.
10.Luchtspleet tussen waaier en huis controle-
● ●
ren. DZQ ../DZS ..: Controleer de luchtspleet
tussen waaier en huis na de montage met het
● ●
bijgevoegde kaliber → afb. A1, tabel.
● ● ●
Explosiegevaar bij gebruik zonder bevei-
ligingsvoorziening bij eventueel in het lucht-
kanaal vallende of aangezogen vreemde
voorwerpen.
● ● ●
Levensgevaar door vonkvorming.
Een vrije luchtin-/uitlaat beslist van een beveili-
gingsvoorziening voorzien, die aan de eisen van
de EN 13857 voldoet en geschikt is voor ex-zo-
● ● ●
nes, bijv. met MAICO- veiligheidsrooster SG..Ex
(beschermingsgraad IP 20 conform EN 60529).
● ● ●
Bij gebruik van producten die niet van Maico
stammen moet een beoordeling van het ontste-
kingsgevaar worden uitgevoerd.
11.Monteer met een vrije luchtin- of uitlaat vóór
het apparaat een goedgekeurd veiligheids-
rooster, bijv. MAICO veiligheidsrooster SG...
12.Zorg voor voldoende nastroming van de
luchttoevoer.
13.Breng geschikt isolatie-, geluiddempend en
installatiemateriaal aan.
16 Elektrische aansluiting
Gevaar door elektrische schok.
Vóór toegang tot de aansluitklemmen alle voe-
dingsstroomkringen vrijschakelen.
Tegen opnieuw inschakelen beveiligen en de
spanningsloze toestand constateren.
Aarden en de AARDE met kort te sluiten actieve
onderdelen verbinden.
Naburige, onder spanning staande onderdelen
afdekken of afsluiten.
Breng een waarschuwingsbord zichtbaar aan.
Zorg ervoor dat er geen explosieve omgeving
en/of stoflagen aanwezig zijn.
Beschadiging van het apparaat door toeren-
talregeling.
Geen toerentalregeling toegestaan.
Om het luchtvermogen te regelen, kan het appa-
raat ook met een optionele 5-traps transformator
(bijv. MAICO TR..) geschakeld worden (behalve
DZ. 35/2 B Ex e/t).
16.1 Gebruiksomstandigheden
Gebruik uitsluitend toegestaan als er aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan:
• Vast aangelegde elektrische installatie.
• voor de Ex-zone en de belasting toegestane
aansluitleiding.
• Stroomverbreker met min. 3 mm contactope-
ning per pool.
• Toegestane spanning en frequentie → type-
plaatje.
• Bijgevoegde ex-beveiligde aansluitdoos.
• Aardleidingaansluiting, aan de kant van het
stroomnet in de aansluitdoos. Voor de aarding
van een buizensysteem bevindt zich een klem
buiten op de ventilator.
• Gebruik in reglementaire bereik van het lucht-
vermogen.
• Toegestaan werkpunt. De op het typeplaatje
vermelde stroom en het vermogen zijn vrij aan-
zuigend en vrij uitblazend gemeten. Deze kun-
nen afhankelijk van het werkpunt hoger of la-
ger worden.
Doorslaggevend voor de thermische bevei-
liging is een koude-draaduitschakelsysteem.
Toerentalregeling uitsluitend met bij het type
passende transformator verrichten, bijv. met
MAICO TR... Uitzondering: DZ.. 35/2 B Ex e/t
niet met instelbaar toerental.
DZD .. Ex e / t: reparatieschakelaar direct
op de montageplaats op het dak aanbrengen.
16.2 Ventilator elektrisch aansluiten
1. Voedingsstroomkringen uitschakelen, waar-
schuwingsbord tegen opnieuw inschakelen
zichtbaar aanbrengen.
2. Aansluitdoos openen, leidingen in de aan-
sluitdoos steken en met kabeldoorvoer vast-
schroeven. Aanhaalmomenten (in Nm bij 20
°C) in acht nemen. Vastzitten controleren en
evt. aandraaien.
Deksel van de aansluitdoos:
M4 roestvrijstalen cilin-
1,4 Nm
derkopschroeven
Mantelklemmen
4,0 Nm
Kabeldoorvoer M20 x 1,5:
Aansluitschroefdraad
2,3 Nm
Dopmoer
1,5 Nm
Klembereik
7 ... 13 mm
Kabeldoorvoer M25 x 1,5:
Aansluitschroefdraad
3,0 Nm
Dopmoer
2,0 Nm
Klembereik
10 ... 17 mm
met verloopafdichtele-
7 ... 12 mm
ment
Afsluitdop M25 x 1,5
1,5 Nm
3. Ventilator elektrisch bedraden → schakel-
schema. Vrije, niet benodigde draadeinden
isoleren.
16.3 Aarding van de ventilator en
buizensysteem
1. Aardleiding aan de kant van het net in de ex-
beveiligde aansluitdoos aansluiten.
2. Buizensysteem van de aardleiding op de
klem buiten op de ventilator aansluiten.