gebeuren aan een zeer lage snelheid met
de stuurstand in de as van het voertuig. Wij
raden u aan het voertuig te verlaten om het
manoeuvre uit te voeren.
Remsystemen
Het gaat om een antiblokkeringsysteem van d
ewielen.
• Het antiblokkeersysteem (ABS) is ontworpen om
te voorkomen dat de wielen tijdens het remmen
blokkeren.
• Dankzij ABS kan de bestuurder de controle over
het voertuig behouden bij het remmen in situaties
met weinig grip.
• Gebruik voor meer effectiviteit de voor- en
achterrem tegelijkertijd en op dezelfde manier.
• Het ABS-systeem is niet actief wanneer de snelheid
van het voertuig ongeveer 5 km/u of lager is.
• Het ABS-systeem werkt niet als de batterij leeg is.
Gebruik van de remmen
• Laat de gashendel snel teruglopen.
• Activeer het remsysteem door de druk geleidelijk
op te voeren.
Vermijd bruusk remmen op een nat wegdek
of in een bocht. Het voertuig kan slippen en
omkeren.
De putdeksels en de markeringen op de
grond worden extreem glad wanneer ze
nat zijn. U hoeft alleen maar te vertragen
voordat u op dit soort oppervlak rijd en alert
blijven terwijl u erover rijdt.
Verminder, bij een steile afdaling, de
snelheid om langdurig remmen te
voorkomen daar een overmatige verhitting
de remkracht vermindert.
Uitschakelen van de motor en parkeren
De motor moet worden uitgeschakeld wanneer deze
stationair draait, door de draaiknop naar "OFF" te
draaien.
36/46
Het parkeren van het voertuig gebeurt bij voorkeur
op een vlakke ondergrond.
• Ofwel op de middenstandaard.
• Ofwel op de zijstandaard.
Telkens wanneer u parkeert, moet de
besturing worden vergrendeld.
Brandstoftoevoer
De motor moet volledig gestopt worden om
op een veilige manier de tank te kunnen
vullen.
Een etiket dat in de buurt van tankdop geplakt is,
herinnert u aan het type brandstof dat moet worden
gebruikt.
Elke brandstof die maximum 10% van het volume
ethanol bevat, kan worden gebruikt (E5, E10).
Een percentage ethanol van meer dan 10% van het
volume is niet toegestaan. E85 mag niet worden
gebruikt.
E5
E10
E85
• In aanwezigheid van de smart key, drukt u 1
seconde op de knop voor het openen van de
tankdop.
• Stop het vulpistool van de pomp in de
vulopening. Stop het pistool correct in de vulbuis.
• De tank niet vullen tot aan de rand.
• Stop met tanken wanneer het pistool de eerste
keer stopt.
Overvul de brandstoftank niet: De brandstof
kan overlopen doordat het uitzet vanwege
de warmte van de motor of de zon.
Veeg eventueel gemorste en
overgestroomde brandstof onmiddellijk
op. De brandstof kan geverfde
oppervlakken of kunststof onderdelen
beschadigen.
Inrijden van de motor
Het inrijden van de motor is essentieel voor het
garanderen van de prestaties en de levensduur van
het voertuig.
Tijdens het leppen wordt aangeraden de motor niet
over te belasten en te voorkomen dat de motor een
hogere dan de normale functioneringstemperatuur
bereikt.