c) Het toegelaten toerental van het opzetge-
reedschap moet minstens even hoog zijn als
het maximale toerental dat op het elektrische
gereedschap is vermeld. Accessoires die snel-
ler draaien dan toegestaan, kunnen breken en
wegslingeren.
d) Doorslijpschijven mogen alleen worden ge-
bruikt voor de aanbevolen toepassingen.
Bijvoorbeeld: slijp nooit met het zijvlak van
een doorslijpschijf. Doorslijpschijven zijn be-
stemd voor het doorslijpen van materiaal met
de rand van de schijf. Door zijdelingse krach-
tinwerking op deze doorslijpschijven kunnen ze
breken.
e) Gebruik altijd onbeschadigde spanflenzen
van de juiste grootte en vorm voor de door
u gekozen doorslijpschijf. Geschikte flenzen
steunen de slijpschijf en beperken zo het risico
dat de slijpschijf breekt.
f) Gebruik geen versleten slijpschijven van gro-
tere elektrische gereedschappen. Slijpschijven
voor grotere elektrische gereedschappen zijn
niet ontworpen voor de hogere toerentallen van
kleinere elektrische gereedschappen en kunnen
breken.
g) Buitendiameter en dikte van de slijpschijf
moeten beantwoorden aan de afmetingen
van uw elektrische gereedschap. Verkeerd
bemeten accessoires kunnen niet voldoende
worden afgeschermd of gecontroleerd.
h) Slijpschijven en flens moeten precies op de
slijpas van uw elektrische gereedschap pas-
sen. Doorslijpschijven die niet precies op de as
passen, draaien ongelijkmatig, trillen hevig en
kunnen ertoe leiden dat u de controle over het
gereedschap verliest.
│
NL │ BE
■
24
i) Gebruik geen beschadigde slijpschijven.
Controleer de doorslijpschijven voor ieder
gebruik op splinters en scheuren. Controleer
na een val of het elektrisch gereedschap of
de slijpschijf beschadigd is; gebruik bij twijfel
een onbeschadigde slijpschijf. Laat, nadat u
de doorslijpschijf gecontroleerd en gemon-
teerd hebt, het gereedschap een minuut lang
op het hoogste toerental draaien. Zorg er
daarbij voor dat u en andere personen zich
niet in het verlengde van de doorslijpschijf
bevinden. Beschadigde doorslijpschijven
breken meestal binnen deze testtijd.
j) Draag persoonlijke beschermingsmiddelen.
Gebruik al naargelang de toepassing een
volledig gelaatsmasker, oogbescherming of
een veiligheidsbril. Indien toepasselijk draagt
u een stofmasker, gehoorbescherming, veilig-
heidshandschoenen of een speciale schort,
die u beschermt tegen kleine slijp- en materi-
aaldeeltjes. Ogen moeten worden beschermd
tegen rondvliegende deeltjes, die bij verschil-
lende toepassingen ontstaan. Een stof- of
ademhalingsmasker moet het stof filteren dat bij
het gebruik van het gereedschap ontstaat. Als u
lange tijd bent blootgesteld aan lawaai, kunt u
gehoorverlies lijden.
k) Let op dat anderen een veilige afstand tot
uw werkomgeving houden. Iedereen die de
werkomgeving betreedt, moet persoonlijke
beschermingsmiddelen dragen. Afgebroken
stukken van het werkstuk of gebroken acces-
soires kunnen worden weggeslingerd en ver-
wondingen veroorzaken, ook buiten de directe
werkomgeving.
l) Pak het apparaat uitsluitend vast aan de
geïsoleerde greepvlakken wanneer u werk-
zaamheden uitvoert waarbij het gereedschap
met verborgen elektriciteitsleidingen of het
eigen snoer in aanraking kan komen. Bij con-
tact met een leiding waar spanning op staat,
kunnen ook metalen onderdelen van het ap-
paraat onder spanning komen te staan en een
elektrische schok tot gevolg hebben.
PTS 710 A2