Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

ROBUA K18 SIMPLYGAS Handleiding pagina 47

Inhoudsopgave

Advertenties

6
6.6.1
De klimaatcurve wijzigen
Dit type afstelling is actief als de parameter 225 (menu 3) op de
waarde 1 (defaultwaarde) is ingesteld.
Met de klimaatcurven kan de watertemperatuur van aanvoer van de
installatie worden gewijzigd, afhankelijk van de gemeten buitentem-
peratuur en de temperatuur van het setpunt van de binnenomgeving.
Afhankelijk van het type installatie, vooral dan van het type afgiftesyste-
men (radiatoren, ventilo's, vloerverwarming, enz.) en van de kenmerken
van het gebouw moet een specifieke curve worden gebruikt, geselec-
teerd uit de groep van de klimaatcurves. Naargelang de setpunttem-
peratuur van de binnenomgeving varieert, wordt de effectief gebruikt
curve bovendien automatisch gewijzigd.
De groep van de klimaatcurves is aangegeven in de afbeelding
6.1  p.  47 en de keuze van de te gebruiken curve geschiedt door de
waarde op te geven van de parameter 228 van menu 3, die de helling
van de curve aangeeft. De curve die aldus is vastgesteld heeft betrek-
king op een setpunttemperatuur in een binnenomgeving van van 20
°C; als de setpunttemperatuur verschilt wijzigt het systeem automa-
tisch de curve die wordt gebruikt.
Handel zoals hierna wordt beschreven om de passende kli-
maatcurve in te stellen:
1. Bepaal de temperatuur van het aanvoerwater in functie van de
voorziene minimum temperatuur van de buitenomgeving (bijvoor-
beeld: Twater = 60° C wanneer Tbuiten = -10° C).
2. Aan de hand van de grafiek in afbeelding 6.1  p. 47 , kiest u de cur-
ve die aan de vereiste van het vorige punt voldoet (in dit specifieke
geval een curve met helling 1,5).
3. Vermenigvuldig de helling van de gekozen curve met 100 en
stel de aldus verkregen waarde in menu 3 parameter 228 in (in ons
voorbeeld stelt u de parameter 228 in op de waarde 150).
Als er geen curve door het vastgestelde punt loopt kies dan
een waarde tussen die van de curves onmiddellijk boven en
onmiddellijk onder dat punt. Als indicatie geldt dat een instal-
latie die vloerverwarming gebruikt "lage" waarden voor de hel-
ling zal gebruiken, een installatie met ventilo's "middel- hoge"
Afbeelding 6.1   Klimaatcurves voor interne omgevingstemperatuur 20 °C
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – K18 Simplygas
waarden en een installatie met radiatoren "hoge" waarden.
4. Controleer of de parameter 229 (offset klimaatcurve) van het menu
3 is ingesteld op 0.
5. Stel de parameter 230 (setpunt binnenomgeving met klimaatcur-
ve) van het menu 3 in op de gewenste waarde (standaardinstelling
20° C).
De werking van de unit is ALLEEN gebaseerd op de klimaat-
curve als de waarde van de parameter 225 (menu 3) is inge-
steld op 1 (standaard instelling - zie tabel 5.3  p. 38 ).
Als de helling van de gekozen curve niet correct is, kunnen de volgende
gevallen zich voordien, te beoordelen tijdens de eerste bedrijfsperiode
van de installatie:
Temperatuur van de binnenomgeving lager wanneer de buiten-
temperatuur lager is: in dit geval is de helling van de curve onvol-
doende, men moet een hogere waarde instellen voor de parameter
228, die de helling van de curve aangeeft.
Temperatuur van de binnenomgeving lager wanneer de buiten-
temperatuur lager is: in dit geval is de helling van de curve te hoog,
men moet een lagere waarde instellen voor de parameter 228, die
de helling van de curve aangeeft.
Indien de helling echter correct is (temperatuur van de binnenomge-
ving stabiel wanneer de buitentemperatuur varieert), maar de tempe-
ratuur binnen valt niet samen met de temperatuur die als setpunt is
ingesteld, dan kunnen de volgende gevallen zich voordoen:
Temperatuur van de binnenomgeving altijd hoger dan het setpunt:
in dit geval moet men de offsetparameter van de klimaatcurve
gaan aanpassen en een negatieve waarde in- stellen die gelijk is
aan de afwijking van de binnentemperatuur ten opzichte van het
setpunt; als het setpunt bijvoorbeeld 22° C is en de effectieve bin-
nentemperatuur bedraagt 24° C, dan stelt u de offsetparameter
(parameter 229) in op een waarde -2° C.
Temperatuur van de binnenomgeving altijd lager dan het setpunt:
in dit geval moet men een positieve waarde instellen voor de off-
setparameter van de klimaatcurve; als het setpunt bijvoorbeeld 20
°C is en de effectieve binnentemperatuur bedraagt 19 °C, dan stelt
u de offsetparameter (para- meter 229) in op een waarde 1 °C.
Tacq
Tamb
Tamb
Gewone geleiding
Watertemperatuur
Buitentemperatuur
47

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave