Wanneer de gevonden waarde beneden
de
gestelde
eisen blijkt,
kan
men
de
dynamo
ook
nog
afzonderlijk
testen, waardoor men
kan
vaststellen of
de
storing in
de
wisselstroomdynamo
zelf of elders
in het circuit wordt
veroorzaakt.
De aansluitingen
zijn
afs
volgt gemaakt
(zie
lig.
27):
1.
Open de hoofdschakelaar.
2.
Verbreek
de
verbinding van de
wisselstroom-
dynamo met
de
regelaar door
de
stekeraan-
sluiting
bij
de
dynamo los
te
nemen.
3.
Verbreek de
verbinding
tussen
de
wisselstroom-
dynamo
B*
aansluiting
en
deaccu doordraad
nr.
14-
los.ie
nemen
van
de
B*
aansluitipg.
4. Draai
de
regelbare weerstandknop
van
het
testapparaat
geheel
linksom.
Verbind
met een
testdraad
de
B*
aansluiting
met
de DF
aansluiting
van de wisselstroomdynamo.
Verbind met
een
dikke testkabel de
B*
aahslui-
ting
van
de
wisselstroomdynamo
met de
f
aansluiting
van het testapparaat.
Verbind
de
,,AMP" aansluiting
van het
test-
apperaat
met de van de dynamo
losgenomen
draad nr.
14.
Verbind
de
,,RES" aansluiting
van het
test-
apparaat met een
goede
massa.
Sluit de
hoof
dschakelaar.
Hierdoor
wordt het veld
bekrachtigd door
de
accu,
hetgeen
geschiedt
via
draad
nr.
'14
en
ampèremeter
naar
de
wisselstroomdynamo
B-l-
aansluiting
welke door middel
van
de
testkabel
is
verbonden
met de
dynamo
DF aansluiting.
Voor
een
28
Volt installatie
met
transistorregelaar
moet
de
minimalg waarde
van de nu
over
het veld
lopende stroom
2,5
-
3 Ampères bedragen.
ls de
afgelezen waarde lager of
0,
dan
duidt dit op
versleten
of
enigszins
klemzittende
koolborstels,
geoxideerde sleepringen of
een
onderbreking
in
de veldspoel
ls de
afgelezen
waarde hoger, dan
duidt dit
op
sluiting in
het
veldcircuit.
8.
'9.
5.
o.
7.
É.
'/e"à
24
Ftg.27