L-V
I
I
Tot
dusver
is
alleen
gesproken
overdrie
groepen
van
zes spoelen,
welke
los van elkaar op een meter
zijn
aangesloten.
Wil
men echter de
geprocuceerde
elektriciteit gebruiken,
dan moeten de
drie
groepen
spoelen
zó
met elkaar worden verbonden, dat
een
stroomkring ontstaat
en dat de
geproduceerde
wisselspanning
omgezet
wordt
in
een
gelijk-
spanning.
De
verbinding
tussen
de
drie statorspoelgr@pen
u!
v
en
w
kan op
twee manieren geschieden:
a.
met een
sterverbinding, of
b. met
een
driehoeksverbinding,
zoals
in fig.
11
aangegeven
is.
Voor
de
sterverbinding
geldt:
V:
Vfx
V3-
l:lf
Voor
de
driehoeksverbinding geldt:
V__Vf
| :
lf
x
VT-
waarin:
V
:
dynamospanning
Vf
:
fasespanning
I :
dynamostroom
lf :
fasestroom.
De meeste Bosch en
S.E.V.
dynamo's
zijn uitgerust
met een
sterverbinding.
Het
gelijkrichten
van de
wisselstroom geschiedt met
behulp
van dioden.
Een
diode
is
een
elektrische ,,terugslagklep"
die
de
stroom doorlaat in
de
ene
richting,
maar
de
stroom
spert in
de
andere richting.
Fig.
1'l
toont
een
dergelijke
diode, tezamen
met
zijn
symbool. Hierbij geeft
de pijl de
doorlaatrichting
aan.
Om
er
voor
te
zorgen
dat
zowel
het
positieve
als
het
negatieve
deel van de
geproduceerde
wissel-
spanning
kan worden
gebruikt
moet
men
voor
de
spoelgroepen
u,
v
en w en
elk twee
dioden
gebruiken
zoals aangegeven
in tig.
12,
waardoor
het negatieve
gedeelte
niet verloren
gaat, maar omgezet
wordt
in
een positieve spanning.
ls bijvoorbeeld
de
spanning
in
spoel
u
positief,
dan
loopt
de
stroom
naar
knooppunt
b
van
de
diodebrug
en via de middelste plusdiode
naar
de plus
van do
meter.
Dit geeft en
positieve
uitslag
op de meter.
ls
de
spanning
in
spoel
u
negatief,
dan
vloeitdestroom
in
omgekeerde
richting naar het
verbindingspunt
van de
spoelen
u, v en
w.
FVf
I
Ly
sterverbinding
Flg.
10
driehoeksverbinding
Drie fase
verbinding
van de
drie statorwikkelingen.
oî
I'
A
=
sperrichting
Fig.
11
B
:
doorlaatrichting
ll
1
=
Voltmeter
2
:
Min-dioden
10
3
:
Plus-dioden
4
=
Statorwikkelingen
1
2
-tt
+
B
^3
t'ft-
::
A
7l
\l
I
Yt
fu
\y.
Fig.12