I
Wisselstroomdynamoaansluiting
D-
is
met de massa
verbonden.
Statorwikkeling
w is op dit
moment
negatief,
waardoor
de
stroom
nu over
de
min-diode
van
wikkeling w
en over
wikkeling w terug
is
in
het
verbindingspunt
van de
sterschakeling. Hiermede
is
de
stroomkring
gesloten.
Bekijkt
men het
verloop
op
tijdstip
B
(fig.
15)
dan
is
de
spanning
in
wikkeling
Lr
:
positief
y =
positief
w
:
negatief.
De
stroom loopt van positief (wikkelingen u en
v)
'naar de diodebrug en over de plus-dioden
van
wikkeling
u
en
v
naar
de B.| aansluiting van
de
wisselstroomdynamo
en
van
hieruit
naar de
accu
en
de
verbruikers,
om
vervolgens
via de
massa-
aansluiting
D-
en
de
min-diode
van
de nu
negatieve
wikkeling
w
tèrug te vloeien in de
sterschakeling.
Hiermede
is
de stroomkring weer gesloten.
Het
stroomverloop op
een
tijdstip
waarbij
wikkeling
u =
negatief,
wikkeling
v =
positief
en
wikkeling
w:
negatief
is,
is als volgt:
de
opgewekte
stroom van de positieve wikkeling
loopt via de plus-diode naar aansluiting B en
via
accu
enlof verbruikers
naar
de massa,
welke
op
zijn
beurt weer verbonden
is met de D-
aansluiting.
Daar
echter
nu de beide
wikkelingen
u
en
w negatief zijn,
gaat
de
stroom via de twee min-dioden en
de
wikkelingen u en w terug naar de
sterschakeling.
Ook hier
is
dus weer een
gesloten stroomkring
ontstaan.
De
voorafgaande theorie geldt algemeen
voorzowel
de
Bosch als
S.E.V.
wisselstroomdynamo's.
Het enige verschil tussen
de
Bosch
en
S.E.V.
dynamo is
de manier waarop
het
veld bekrachtigd
wordt.
Dit
is
ook
de reden waarom vanaf nu
de
twee types
apart
worden
beschreven.
BOSCH DYNAMO
Veldbekrachtl
glngsclrcult
In
een
wisselstroomdynamo
wordt, zoals
reeds
vermeld,
het magnetisch veld opgewekt door
een
elektromagneet.
De
elektromagneet
(rotor) krijgt zijn bekrachtiging
(veldstroom)
via
een aftakking van
de
stator-
wikkelingen.
Als men met behulp van fig.
16 deze
veldstroom
volgt op tijdstip
C,
zoals in
deze
figuur
aangegeven, is de
wikkeling
aldus:
r.t
=
positief
v =0
w
:
negatief.
rl,,
r-l
tt,
1.
Accu
2.
Min-diode
3.
Plus-diode
4.
Verbruikers
5.
Statorwikkelingen
Fig.
15
1. Velddioden
2.
Min-dioden
3.
Plus-dioden
4.
Regelaar
5.
Statorwikkelingen
6.
Rotor-veldwikkelingen
U=POS
V=0
W=NEG
I
B
U
=
POS.
V=P05.
W=NEG.
w(-)
12
Fig.
16