f: De scherptediepte wijzigen
D De ingebouwde flitser gebruiken
Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch
op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting).
De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 1/200 seconde en
30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische
flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde
langere sluitertijd. Zowel het onderwerp als de achtergrond zien er goed
belicht uit (automatische lange flitssynchronisatietijd). Wanneer u de
camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om
bewegingsonscherpte te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te
gebruiken.
Als u geen lange sluitertijd wilt gebruiken, stelt u [3: Flitssynchronisatie-
snelheid in AV-modus] in op [1: 1/200-1/60 sec. auto] of [2: 1/200 sec.
(vast)] in [7 Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] (pag. 252).
ScherptedieptecontroleN
De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een
opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan.
Wanneer u via de zoeker of het LCD-scherm naar het onderwerp kijkt,
ziet u daarom een kleine scherptediepte.
Terwijl u naar het Live view-beeld kijkt (pag. 124) en de knop voor scherpte-
dieptecontrole ingedrukt houdt, kunt u het diafragma wijzigen en ziet u hoe
de scherptediepte verandert.
98
Wanneer u op de knop voor
scherptedieptecontrole drukt, ziet u de
werkelijke scherptediepte voordat u de
opname maakt.