2: 1/200 sec. (vast)
De flitssynchronisatiesnelheid wordt vast ingesteld op 1/200 sec.
Hiermee kunt u onscherpe opnamen effectiever voorkomen dan met
instelling 1. De achtergrond kan echter wel donkerder worden dan met
instelling 1.
Als 1 of 2 is ingesteld, kan snelle synchronisatie niet met een externe
Speedlite worden gebruikt.
C.FnII: Beeld
C.Fn-4
0: Uit
1: Automatisch
Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie
automatisch uitgevoerd wanneer ruis veroorzaakt door lange belichting
wordt gedetecteerd. De instelling [Automatisch] is in de meeste
gevallen effectief.
2: Aan
Ruisreductie wordt uitgevoerd bij alle belichtingstijden van 1 seconde
of langer). De instelling [Aan] kan geschikt zijn voor ruis die niet kan
worden gedetecteerd of verminderd met de instelling [Automatisch].
Bij instellingen 1 en 2 duurt het reduceren van ruis na het maken van
de opname ongeveer even lang als het instellen van de juiste belichting.
U kunt pas weer opnamen maken als het ruisreductieproces is voltooid.
Bij ISO 1600 en hoger is er mogelijk meer ruis bij instelling 2 dan bij de
instellingen 0 of 1.
Als een opname wordt gemaakt met instelling 1 of 2 en een lange
belichting tijdens Live view-weergave, wordt 'BUSY' weergegeven
tijdens het ruisreductieproces. De Live view-weergave verschijnt pas
wanneer het ruisreductieproces is voltooid. (U kunt niet nog een foto
nemen.)
Ruisreductie lange sluitertijd
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
253