Z: De ISO-snelheid wijzigenN
ISO [AUTO]
Opnamemodus
A/7/C/3/4/5/6
1
d/s/f/a*
2
Met flitser
*1: Vast op ISO 400 voor bulb-belichting.
*2: Afhankelijk van de ingestelde maximale ISO-snelheid.
*3: Indien invulflitsen tot overbelichting leidt, wordt ISO 100 of een hogere ISO-
snelheid ingesteld.
*4: Als u reflectieflitsen gebruikt met een externe Speedlite in een basismodus
(behalve <6>) of in de modus <d> of <8>, wordt automatisch ISO 400 -
1600 (of tot de maximumgrens) ingesteld.
Als [AUTO] is ingesteld, wordt de ISO-snelheid in volledige stappen weergegeven. De ISO-
snelheid wordt in werkelijkheid echter in kleinere stappen ingesteld. In de opname-informatie
(pag. 226) kan daarom een ISO-snelheid van bijvoorbeeld 125 of 640 worden weergegeven.
In de modus <2> wordt daadwerkelijk de ISO-snelheid gebruikt die in
de tabel wordt weergegeven, ook als ISO 100 niet wordt weergegeven.
3 De maximale ISO-snelheid instellen voor ISO autoN
Voor ISO auto kunt u de maximale ISO-snelheid instellen op een
waarde tussen ISO 400 en ISO 6400.
80
Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 3200
/8
Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400
Vast op ISO 100
Vast op ISO 400
Als u de ISO-snelheid instelt op [AUTO],
wordt de werkelijk in te stellen ISO-snelheid
weergegeven wanneer u de ontspanknop half
indrukt. Zoals hieronder wordt aangegeven,
wordt de ISO-snelheid automatisch aan de
opnamemodus aangepast.
Instelling ISO-snelheid
*3*4
Selecteer op het tabblad [y] de optie
[ISO auto] en druk op <0>. Selecteer
de ISO-snelheid en druk op <0>.
*2