Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss DHP-AQ Servicehandleiding pagina 34

Verberg thumbnails Zie ook voor DHP-AQ:
Inhoudsopgave

Advertenties

Oorzaak
6. De compressor draait achterwaarts.
De volgorde van de ingaande fasen is
onjuist (geldt alleen voor driefasen-
warmtepompen). Als de compressor
achterwaarts draait, slaagt deze er niet
in om het koudemiddel te comprime-
ren en geeft hij daarom ook niet het
juiste vermogen af, waardoor het
regelsysteem de bijverwarming inscha-
kelt.
7. De ingebouwde oververhittingsbe-
veiliging (bimetaalbeveiliging) in de
compressor is geactiveerd.
Tabel 26.
Probleem – De warmtepomp verbruikt te veel energie
Oorzaak
1. Vuilzeef van verwarmingssysteem
verstopt.
2. De compressor mag niet draaien
vanwege een alarm dat is opgetre-
den.
3. Onjuiste flow over warme zijde
warmtepomp.
4. De regelaar van de warmtepomp is
niet ingesteld/aangepast aan de
behoeften/wensen van de klant.
5. Het interval voor doorverwarmen is
gewijzigd in een lagere waarde dan
de fabrieksinstelling. Dit leidt ertoe
dat de warmtepomp vaker dan
gepland zal doorverwarmen.
32 – Servicehandleiding VMGFJ110
Lokaliseren van storing
Als de tekst FOUT FASESEQ. wordt
weergegeven op de display wanneer
de warmtepomp stroom krijgt (wordt
alleen de eerste 10 minuten weerge-
geven) wijst dit erop dat de volgorde
van de fasen onjuist is.
Als de compressor draait, controleert
u de temperatuur in de drukleiding
door te voelen of de drukleiding heet
wordt (niet alleen lauw), ook op
enige afstand van de compressor als
de volgorde van de fasen juist is.
Als de compressor draait met een
verkeerde fasevolgorde, kan er een
abnormaal (hard, rammelend) geluid
hoorbaar zijn als de compressor ach-
terwaarts gaat.
Controleer of de regelaar van de warmte-
pomp aangeeft dat de compressor in
bedrijf is en, als dat zo is, of er dan ook
spanning staat op de besturingsingang
van de softstarter. Vervolgens meet u en
controleert u of er spanning staat op de
elektrische aansluiting(en) van de com-
pressor.
Lokaliseren van storing
Controleer of de vuilzeef niet verstopt zit.
Controleer welk alarm er op de display
wordt aangegeven.
Voer met een thermometer een controle-
meting uit om te kijken wat het verschil is
tussen de aanvoerleiding en de retourlei-
ding van de warmtepomp (∆t). Het verschil
moet ca. 8 °C zijn (kan variëren al naarge-
lang het koudemiddel). Een lagere ∆t leidt
ertoe dat de warmtepomp minder effectief
is.
Controleer de instellingen voor KAMER en
STOOKLIJN en MIN.
Controleer welk interval er wordt aangege-
ven voor doorverwarmen in de regelaar.
Actie
Als de volgorde van de fasen onjuist is,
verwisselt u de 2 ingaande fasen bij de
hoofdklemmenstrook en controleert
opnieuw volgens het vak voor het lokali-
seren van de storing.
Als er spanning staat op de elektrische
aansluiting(en) van de compressor en de
oververhittingsbeveiliging niet weer
wordt gesloten als de compressor mini-
maal 1 uur heeft stilgestaan en is afge-
koeld, vervangt u de compressor.
Actie
Maak indien nodig de vuilzeef schoon.
Verhelp het probleem en reset het
alarm. Zie sectie Alarm, Pagina 15.
Stel het systeem zo af dat de juiste ∆t
wordt verkregen.
Pas onjuiste waarden in de regelaar van
de warmtepomp aan. KAMER=Gewenste
binnentemperatuur STOOKLIJN=Moet
zijn ingesteld om de gewenste binnen-
temperatuur (KAMER) aan te houden,
onafhankelijk van de buitentempera-
tuur. MIN=Laagste instelwaarde voor de
aanvoerleiding, onafhankelijk van de
buitentemperatuur.
Als u constateert dat het interval tussen
de doorverwarmbeurten kleiner is, is dat
de reden dat de installatie meer stroom
verbruikt dan gepland. Het is echter niet
zeker dat het interval kan worden ver-
groot, er kan immers een reden zijn voor
de wijziging.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave