Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss DHP-AQ Servicehandleiding pagina 30

Verberg thumbnails Zie ook voor DHP-AQ:
Inhoudsopgave

Advertenties

Oorzaak
3. Defecte motor driewegklep.
De motor moet, op basis van de
bedrijfsmodus, de klep in de betref-
fende positie zetten. Als dat niet
gebeurt, wordt er warm water vanuit
de boiler vermengd met het radiator-
water.
4. Aanlopende driewegklep.
Als de klep niet goed afdicht, wordt er
warm water vanuit de boiler vermengd
met het radiatorwater.
Tabel 22.
Probleem – Ongelijkmatige binnentemperatuur
Oorzaak
1. De regelaar van de warmtepomp is
niet ingesteld/aangepast aan de
behoeften/wensen van de klant.
2. Onjuist geplaatste/gemonteerde
sensoren.
28 – Servicehandleiding VMGFJ110
Lokaliseren van storing
Controleer de werking van de drieweg-
klepmotor door handmatig proefdraaien.
Als de motor niet van stand verandert bij
handmatig proefdraaien, controleert u of
de motor spanning krijgt (zie bedradings-
schema).
Verwijder de motor en test of u met de
hand de klep kunt sluiten en openen door
de as te draaien.
Lokaliseren van storing
Controleer de instellingen voor KAMER en
STOOKLIJN, MIN, MAX STOOKLIJN5,
STOOKLIJN0, STOOKLIJN-5 en WARMTE-
STOP.
Controleer of buitensensor en eventuele
kamersensor zijn gemonteerd volgens de
instructies en of ze gekalibreerd zijn.
Actie
Krijgt de motor in beide bedrijfsmodi
spanning volgens het bedradings-
schema?
MANUEEL TEST – VXV WARM WATER
0=Radiatorstand
1=Warmwaterstand
Als de motor spanning krijgt maar de
stand niet verandert, vervangt u deze.
Als hij moeilijk beweegt of vastzit, ver-
vangt u hem door een nieuwe.
Actie
Pas onjuiste waarden in de regelaar van
de warmtepomp aan.
KAMER = Gewenste binnentemperatuur
STOOKLIJN = Moet zijn ingesteld om de
gewenste binnentemperatuur (KAMER)
aan te houden, onafhankelijk van de bui-
tentemperatuur.
MIN = Laagste richtwaarde voor aan-
voerleiding, onafhankelijk van de buiten-
temperatuur (op voorwaarde dat warm-
testop niet van kracht is).
MAX = Hoogste instelwaarde voor de
aanvoerleiding, onafhankelijk van de
buitentemperatuur.
STOOKLIJN5,0,-5 =
De aanvoertemperatuur kan bij deze bui-
tentemperaturen 5°C naar boven of
beneden worden bijgesteld.
WARMTESTOP = Zet de gehele productie
van warmte stop als de buitentempera-
tuur gelijk aan of hoger is dan de inge-
stelde waarde. Om warmtestop af te slui-
ten, moet de buitentemperatuur zakken
tot 3°C onder de ingestelde waarde.
Controleer of de kamersensor is aan-
gebracht op een plaats met een
gelijkmatige temperatuur die repre-
sentatief is voor het gebouw. Kali-
breer indien nodig. Plaats hem niet
in de buurt van buitendeuren,
ramen of warmtebronnen.
Monteer de buitensensor volgens
de instructies en kalibreer deze
indien nodig.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave