Inhoudsopgave
Advertenties
10.2 Checklist voor de opstart (vervolg)
10.3 Testmodus
apparaat en
instelling
ventilator-
snelheid
Tabel met overzicht van automatische koppelingen voor teststatus compressor
Uitgangsklem
Naam uitgangspunt
Y3
Comp_Mod_Cap
NO2
Compressor_Stg2
NO3
Compressor_Stg3
NO4
Compressor_Stg4
Weergave functietoetsen
Voorbeeld van belangrijke symbolen op de display van
de besturingseenheid
Identifi catie functietoets
Weergave functietoetsen op de
besturingseenheid
Weergave functietoetsen op de
externe regelaar
Uitgebreide beschrijving testmodus
Terwijl het apparaat niet wordt gevoed, opent en beveiligt u de toegangsdeur van de toevoerventilator en de toegangsdeur van de
demper. Schakel de hoofdscheidingsschakelaar in om het apparaat te activeren. Het duurt twee tot drie minuten om de digitale rege-
laar te initialiseren.
10.2.2 Extra inbedrijfstellingschecklist voor gasverwarming (vervolg)
o Controleer of de inlaatopeningen van de verbrandingslucht en de uitlaatopeningen van de
rookgasafvoer vrij zijn van obstakels.
o Controleer in aanwezigheid van een hoogeffi ciënte gasverwarmingssectie of de
condensafvoer is geïnstalleerd. Zie hoofdstuk 9.2, vanaf pagina 37.
Instructies voor de testmodus
De testmodus is toegankelijk via het servicemenu en is alleen beschikbaar als het apparaat in
de UIT-stand staat. Zodra de testmodus is ingeschakeld, blijft deze actief gedurende een 2 uur
durende periode die instelbaar is van 0 tot 4 uur. Als de timer afl oopt of testmodus wordt uitge-
schakeld, keert het apparaat terug naar de UIT-toestand.
In de testmodus worden alle werkingsprocessen beëindigd. Wanneer de testmodus wordt inge-
schakeld, worden de volgende apparaten automatisch bediend:
1. De demperpositie Y1 van het apparaat wordt automatisch bediend op = 100%.
2. De toevoerventilator NO1 van het apparaat wordt automatisch in de stand AAN geschakeld.
3. De optionele uitlaatventilator van het apparaat wordt automatisch in de stand AAN
geschakeld via modbus.
4. De snelheid van de toevoerventilator Y2 en de optionele uitlaatventilator via modbus-
communicatie wordt automatisch bediend tot op de maximumwaarde van het instelpunt
Speed % (snelheid %). (De maximumwaarde van het instelpunt Speed % (snelheid %)
van de ventilator wordt aanvankelijk ingesteld in de fabriek en moet door de klant worden
gecontroleerd.)
Zodra de toevoerluchtstroom is vastgesteld via de status ID1 van de toevoerventilator kan de
gebruiker handmatig alle resterende regelaaruitgangen in de stand AAN of UIT schakelen of
moduleren tussen 0-100% met de uitzonderingen die zijn weergegeven in de tabel Tabel met
automatisch gekoppelde uitgangen voor de teststatus van de compressor.
Beschrijving uitgang
DX-capaciteitsmodulatie
DX-compressor trap 2 start/stop
DX-compressor trap 3 start/stop
DX-compressor trap 4 start/stop
Er wordt naar de functietoetsen verwezen in de volgende procedures. De display van de besturing-
seenheid of de optionele externe display kan worden gebruikt. De symbolen voor functietoetsen Alarm,
Programma en Verlaten zien er anders uit op de externe display. Zie voorbeelden hieronder voor meer
informatie.
Alarm
Programma
Gekoppelde uitgang
Condensorventilatorsectie A NO5 = AAN als
Y3 groter dan 1,44 V DC
Condensorventilatorsectie B NO6 = AAN
Condensorventilatorsectie B NO6 = AAN
Condensorventilatorsectie B NO6 = AAN
Voorbeeld van belangrijke symbolen op de display van de
externe regelaar (optie RB5 of RB6)
Verlaten
Omhoog
Enter
Omlaag
P125,1604,NL, Pagina 45
Advertenties
Inhoudsopgave
