5.0 Montage (vervolg)
5.3 Montage op een dakconsole (vervolg)
5.3.2 Consoles voor horizontale luchtstroom (vervolg)
Installatie-instructies voor kastgrootten 1 en 2 dakconsoles met horizontale luchtstroom, optie CJ48 en optie CJ55
1. Raadpleeg FIGUUR 11 op pagina 15 en plaats de twee
console-uiteinden (letter A) en vier zijstukken (letters B,
C, D, E). Controleer of de zijstukken correct geplaatst zijn
(korter stuk aan het inlaatluchtuiteinde en langer stuk aan het
regelaaruiteinde van het apparaat).
2. Bevestig consolehoeken.
Vorm de hoeken met de meegeleverde bevestigingsmid-
delen (kraagschroef en sluitring in bovenste openingen;
kapschroef, sluitring en moer in de 4 openingen onder de
houtschiethamer). Bevestig hiervoor de uiteinden aan de
zijstukken.
3. Bevestig de twee zijdelingse verbindingsplaten (letter F).
Bevestig de verbindingsplaten (letter F) met de meege-
leverde bevestigingsmiddelen (kraagschroef en sluitring in
bovenste openingen; kapschroef, sluitring en moer in de 4
openingen onder de houtschiethamer). Verbind dan de zijs-
tukken (letters B&D en letters C&E) om de omtrek van de
console te vormen.
4. Bevestig de twee buitenste zijpanelen van het plenum
(letter G).
Plaats elk geïsoleerd paneel met de brede bodemfl ens naar
het midden. Lijn het paneel uit met de openingen in de con-
solezijden en bevestig het met plaatmetalen schroeven.
5. Installeer het bodempaneel van de plenumleiding (letter
H).
Laat het geïsoleerde bodempaneel in de console zakken
totdat het op de fl enzen rust van de twee panelen die zijn
geïnstalleerd in stap 4. Bevestig het bodempaneel met plaat-
metalen schroeven.
6. Installeer de twee binnenste zijpanelen van het plenum
(letter J).
Plaats één geïsoleerd zijpaneel zoals afgebeeld en lijn de
openingen uit. Bevestig het met plaatmetalen schroeven.
Herhaal deze procedure voor installatie van het andere zij-
paneel.
P125,1604,NL, pagina 16
7. Installeer het tussenschot in het toevoerluchtplenum
(letter K).
Plaats het tussenschot tussen de geïsoleerde zijpanelen
(letters G & K) zoals weergegeven en lijn de openingen uit.
Bevestig het met plaatmetalen schroeven.
8. Bevestig de leidingfl enzen (letters L & M).
Bevestig de leidingfl ens (letter L) met plaatmetalen
schroeven rond de toevoeropening en de kleinere
leidingfl ens (letter M) rond de retourluchtopening. Als de
installatie geen retourlucht heeft, bevestigt u een door de
klant verstrekte afdekking over de retourluchtopening.
9. Controleer de haaksheid, plaats de console waterpas en
installeer de fl ens.
Stel de console zodanig bij dat de diagonale metingen
identiek zijn binnen een tolerantie van 3 mm (±1/8").
De console moet in beide richtingen over de volledige lengte
zonder afwijkingen worden genivelleerd. Dit is nodig om een
goede waterdichte afdichting tussen de kastconsolekap en
de omtrek van de console te waarborgen. Plaats zo nodig
vulplaatjes en bevestig de console aan het dak.
Installeer de door de klant geleverde fl ens.
10. Breng voordat u het apparaat op de console plaatst
6 mm (1/4") x 32 mm (1-1/4") schuimtape aan op het
bovenoppervlak van de consolerails en het bovenoppervlak
van de leidingzijden.
LET OP: Controleer voor de installatie opnieuw
of de correcte console is besteld. Controleer of
de geselecteerde console overeenkomt met het
bestelde apparaat. Controleer de afmetingen
van de ontvangen console in de correcte
afmetingentabel.