Het toestel is voorzien van een waar-
schuwingssysteem, zodat de tempera-
tuur in het toestel niet ongemerkt kan
stijgen. Ook wordt op die manier
energieverlies vermeden als de deur
open blijft staan.
Waarschuwingssysteem in-
schakelen
Het waarschuwingssysteem is altijd au-
tomatisch actief. Het moet niet afzon-
derlijk worden ingeschakeld.
Temperatuuralarm
Als de temperatuur in een van de
toestelzones te warm wordt, knippert
op het bedieningspaneel de sensor-
toets voor de toestelzone in kwestie.
Tegelijkertijd knippert de sensortoets
voor het temperatuur-/deuralarm.
Er weerklinkt een
waarschuwingssignaal.
Het geluidssignaal en het visuele sig-
naal worden bijvoorbeeld weergegeven
– als bij het herschikken en uitnemen
van levensmiddelen te veel warme
kamerlucht binnenstroomt.
– als u een grote hoeveelheid levens-
middelen in het toestel plaatst.
– na een stroomonderbreking.
Zodra de alarmtoestand beëindigd is,
stopt het waarschuwingssignaal en
gaat de sensortoets voor het
temperatuur-/deuralarm uit. De sensor-
toets voor de toestelzone in kwestie
brandt weer constant.
Temperatuur- en deuralarm
Temperatuuralarm vroeger uit-
schakelen
Als het waarschuwingssignaal u stoort,
kunt u het vroeger uitschakelen.
^ Raak de sensortoets voor het
temperatuur-/deuralarm aan.
Het waarschuwingssignaal wordt uit-
geschakeld.
De sensortoets voor het temperatuur-
/deuralarm blijft branden tot de
alarmtoestand beëindigd is.
De sensortoets voor de toestelzone in
kwestie blijft knipperen tot de alarm-
toestand beëindigd is.
Deuralarm
Als de toesteldeur langer dan 5 minu-
ten open blijft staan, weerklinkt een
waarschuwingssignaal. Tegelijkertijd
knippert de sensortoets voor het
temperatuur-/deuralarm.
Zodra de toesteldeur weer dicht is,
stopt het waarschuwingssignaal en
gaat de sensortoets voor het
temperatuur-/deuralarm uit.
25