Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Stiebel Eltron WPMW 3 Handleiding Voor Bediening En Installatie pagina 20

Warmtepompmanager
Inhoudsopgave

Advertenties

BEDIENING
Menustructuur
Als de berekende buitentemperatuur ≥ de ingestelde buitentem-
peratuur is, schakelen beide verwarmingcircuits (indien voorhan-
den) naar zomerbedrijf, terugschakelhysteresis –1 K.
Bij regeling met vaste waarde is het zomerbedrijf voor het 1e
verwarmingscircuit niet actief.
AANDEEL AANVOER VERW.
Aandeel aanvoer temperatuurregistratie verwarmingscircuitrege-
ling verwarmingscircuit 1
Instelbereik 0 tot 100 %:
Hier kan ingesteld worden of een aanvoer- of retourtempera-
tuurgeregelde
verwarmingsinstallatie gebruikt moet worden.
Instelling 0: Verwarmingsinstallatie geregeld via de retourtem-
peratuur
Instelling 100: Verwarmingsinstallatie geregeld via de aanvoer-
temperatuur
Instelling 80: Gespreide regeling (20 % retour- en 80 % aanvoer-
regeling)
Instelling 50: Gespreide regeling (50 % retour- en 50 % aanvoer-
regeling)
Instelling 30: Gespreide regeling (70 % retour- en 30 % aanvoer-
regeling)
Stel in normale situaties waarden in die kleiner zijn dan 80 (advies:
50) voor verwarmingscircuit 1 om de invloed van de aanvoertem-
peratuur te begrenzen. De aanvoertemperatuur schommelt van
nature sterk door het in- en uitschakelen van de warmtepomp,
met name in de overgangstijd tussen de seizoenen.
MAX RETOURTEMPERATUUR
Als deze ingestelde temperatuur tijdens de verwarmingsfunctie
op de retoursensor wordt bereikt, wordt de warmtepomp on-
middellijk uitgeschakeld. Deze veiligheidsfunctie voorkomt dat de
hogedrukbeveiligingsschakelaar wordt geactiveerd. Het bereiken
van deze waarde heeft geen foutmelding tot gevolg.
Tijdens warmwaterbedrijf wordt de retourtemperatuur niet op-
gevraagd.
MAX AANVOERTEMPERATUUR
Maximale aanvoertemperatuur van de warmtepomp voor ver-
warming
Deze instelling beperkt de aanvoertemperatuur van de warm-
tepomp en van de elektrische nood-/bijverwarming tijdens de
verwarmingsfunctie.
VASTE-WAARDEWERKING
De retour van de warmtepomp wordt geregeld op de ingestelde
vaste waarde. Het uurprogramma wordt niet aanvaard. De ver-
schillende standen van de programmaschakelaar hebben alleen
nog effect op het mengklepcircuit (indien voorhanden). In de stand
Stand-by van de programmaschakelaar wordt de vorstbescher-
ming geactiveerd en wordt de compressor uitgeschakeld als een
vaste waarde ingesteld is. De zomerlogica heeft bij de vaste-waar-
deregeling geen werking, m.a.w. de verwarmingscircuitpomp
voor het directe verwarmingscircuit wordt niet uitgeschakeld.
20
| WPM 3
VORSTBESCHERMING
Om bevriezing van de verwarmingsinstallatie te voorkomen, scha-
kelen de verwarmingscircuitpompen bij de ingestelde vorstbe-
schermingstemperatuur in; de terugschakelhysteresis bedraagt
1 K.
AFSTANDSBEDIENING FE7
Dit menupunt wordt alleen weergegeven wanneer de afstands-
bediening FE7 aangesloten is.
VOORKEUZE VERW. CIRCUIT
Afstandsbediening FE7 naar keuze voor beide verwarmingscir-
cuits.
Met deze parameter kunt u bepalen op welk verwarmingscircuit
de afstandsbediening moet inwerken. Bij INFO / WARMTEPOMP
SYSTEEM / KAMERTEMP kan de actuele kamertemperatuur op-
gevraagd worden.
RUIMTE-INVLOED
Standaardinstelling 5 kan ingesteld worden van ---- over 0 tot 20
streepjes (----) op het display:
bij aangesloten afstandsbediening FE7 dient de kamersensor al-
leen voor de registratie en weergave van de actuele kamertempe-
ratuur. Deze heeft geen invloed op de regeling. Met de afstands-
bediening kan de kamertemperatuur voor verwarmingscircuit 1
of 2 alleen in automatische werking met ± 5 °C worden gewijzigd.
Deze wijziging van de gevraagde waarde geldt voor de respectieve
actuele verwarmingstijd, niet voor de verlagingstijd.
Tegelijk dient de instelling "0 tot 20" voor de sturing van de ka-
merafhankelijke nachtverlaging. Dit betekent dat, wanneer wordt
overgeschakeld van de verwarmingsfase naar de verlagingsfase,
de verwarmingscircuitpomp uitschakelt. Ze blijft uitgeschakeld tot
de actuele kamertemperatuur voor het eerst onder de gevraag-
de kamerwaarde daalt. Daarna wordt verder weersafhankelijk
geregeld.
Als de kamertemperatuur ook bij het regelcircuit moet worden
betrokken, moet de invloed van de kamersensor ingesteld worden
op een waarde > 0. De invloed van de kamersensor heeft dezelfde
werking als de buitensensor op de retourtemperatuur, maar het
effect is 1 tot 20 keer hoger (overeenkomstig de ingestelde factor).
Kamertemperatuurafhankelijke retour-/
-
aanvoertemperatuur met buitentemperatuurinvloed
Bij deze regelingswijze wordt een regelaarcascade gevormd op
basis van de weersafhankelijke en kamertemperatuurafhanke-
lijke retour-/aanvoertemperatuurregeling. De weersafhankelijke
retour-/aanvoertemperatuurregeling zorgt dus voor een vooraf-
gaande instelling van de retour-/aanvoertemperatuur, die door de
hogergeplaatste kamertemperatuurregeling volgens onderstaan-
de formule wordt gecorrigeerd:
∆ϕ
= (ϕ
− ϕ
) * S * K
R
RNOM
RREËEL
Omdat een belangrijk gedeelte van de regeling reeds door de
weersafhankelijke regeling gebeurt, kan de invloed van de kamer-
sensor K lager ingesteld worden dan bij de zuivere kamertempera-
tuurregeling (K=20). De grafiek toont de werkwijze van de regeling
met ingestelde factor K=10 (ruimte-invloed) en een stooklijn S=1,2
www.stiebel-eltron.com

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpms 3Wpm 3

Inhoudsopgave