INSTALLATIE
Ingebruikname
12. Ingebruikname
Alle instellingen van de warmtepompmanager (zie lijst in het
hoofdstuk "Parameters instellen"), de ingebruikname van het
toestel en de instructies aan de gebruiker van het toestel moeten
uitgevoerd worden door een installateur.
De ingebruikname dient overeenkomstig deze bedienings- en in-
stallatiehandleiding en de bedienings- en installatiehandleidingen
van alle componenten van de installaties die bij de warmtepomp
horen, uitgevoerd te worden. Voor de ingebruikname kunt u een
beroep doen op onze klantenservice (tegen betaling).
Aangezien een warmtepompinstallatie uit veel verschillende
componenten kan bestaan, is kennis over de werkwijze van de
installatie beslist vereist.
BUS-initialisatie
Bij de aansluiting van de BUS-kabel wordt niet alleen de elektri-
sche verbinding voor de communicatie van de installatie tot stand
gebracht. Bij de ingebruikname wordt door het plaatsen van de
BUS-kabel ook een toestelspecifiek adres voor het aansturen van
de warmtepomp toegekend.
Bij de BUS-aansluiting moet u onderstaande volgorde beslist
aanhouden:
f Leg de netspanning van de WPM 3 aan.
f
f Leg de netspanning van de MSM aan (indien aanwezig).
f
f Leg de netspanning van de warmtepomp aan.
f
f Zet de installatie in stand-bywerking om te voorkomen dat
f
de warmtepomp tijdens de initialisatie ongecontroleerd start.
In het menu DIAGNOSE/SYSTEEM worden onder BUSDEELNEMER
alle aangesloten busdeelnemers met de betreffende software-
versies weergegeven.
f Als er een MSM aanwezig is, moet u deze als eerste toestel
f
met de WPM 3 met de BUS-kabel verbinden.
In het menu DIAGNOSE/SYSTEEM onder BUSDEELNEMER wordt
de MSM met de softwareversie weergegeven.
Nadat de initialisatie van de warmtepompen is afgesloten, kunt u
in menu DIAGNOSE/SYSTEEM onder WARMTEPOMPTYPES contro-
leren of alle aangesloten warmtepompen weergegeven worden.
Warmtepompmodule
In de schakelkast van elke warmtepomp is ruimte voor de aan-
sluiting van twee 3-aderige BUS-kabels, d.w.z. dat de BUS-kabel
tussen de warmtepompen doorgelust wordt.
Voorgeschreven volgorde van de te installeren warmtepompen
Info
Warmtepompen die voorzien zijn voor de warmwaterop-
warming, moeten altijd als eerste geïnitialiseerd worden.
De resterende warmtepompen worden daarna in wille-
keurige volgorde aangesloten.
Voordat de WPM 3 onder spanning gezet wordt, moeten alle ver-
eiste sensors aangesloten zijn.
De WPM 3 herkent geen sensors die achteraf aangesloten worden.
Voorbeeld: Wanneer de sensor van de warmwaterboiler bij de eer-
ste ingebruikname niet was aangesloten, worden alle parameters,
www.stiebel-eltron.com
programma's en temperaturen voor warm water verborgen. De
waarden kunnen dan niet geprogrammeerd worden.
Bij een verkeerde initialisatie moeten alle IWS gereset worden,
dus opnieuw geïnitialiseerd worden.
Wanneer de BUS-kabel tussen WPM 3 en de warmtepomp onder-
broken is, schakelt de volledige warmtepompinstallatie uit.
Installatieconfiguratie door de parameterinstellingen (zie lijst
in het hoofdstuk "Parameters instellen").
De lijst in het hoofdstuk "Parameters instellen" bevat alle instel-
lingen voor de werkwijze van de WPM 3.
Bij storingen van de installatie moeten eerst de parameterinstel-
lingen gecontroleerd worden.
Resetmogelijkheden IWS
IWS opnieuw initialiseren
Voer deze reset uit, wanneer de eerste ingebruikname of de ini-
tialisatie van de installatie fouten bevatte.
Ga daarvoor als volgt te werk:
f Schakel de netspanning van de WPM 3 uit.
f
f Schakel de netspanning van de MSM uit (indien aanwezig).
f
f Schakel de netspanning van de warmtepomp uit.
f
f Klem de BUS-aansluitingen af.
f
f Schakel de netspanning van de warmtepomp opnieuw in.
f
f Houd de resettoets net zolang ingedrukt, totdat de 3 LED's
f
statisch zijn verlicht.
f Laat de resettoets weer los. Pas nu is de IWS weer gereset en
f
gereed voor een nieuwe initialisatie.
BA
f Schakel de netspanningen opnieuw in.
f
f Voer de BUS-initialisatie uit.
f
f Stel de installatiespecifieke parameters van de MSM en de
f
WPM 3 opnieuw in.
Reset warmtepomp
Voer deze reset uit, wanneer binnen 2 bedrijfsuren 5 keer een
warmtepompspecifieke of hardwarefout is opgetreden.
f Activeer parameter RESET WARMTEPOMP op het
f
ingebruiknameniveau.
De fout wordt gereset. De warmtepomp is opnieuw bedrijfsklaar.
WPM 3 |
35