4. Garantie
Alvorens de pomp te installeren en in bedrijf te stellen, dient
u deze montage-en bedrijfsinstructies zorgvuldig te lezen
om ongevallen en schade aan de pomponderdelen te voor-
komen. De HOMA-garantie dekt uitsluitend pompen die
overeenkomstig deze montage- en bedrijfsinstructies en
met kennis van zaken zijn geïnstalleerd voor de in deze in-
structies genoemde toepassingen.
5. Transport en opslag
De pomp nooit aan de aansluitkabel of persslang of
persleiding omhoog hijsen of transporteren, maar altijd aan
de handgreep of hijsogen. Indien nodig een touw of ketting
voor ophijsen aan de pomp bevestigen.
De pomp kann horizontaal of verticaal worden getrans-
porteerd of opgeslagen. Bij transport de pomp niet werpen
of stoten. Bij langere opslag de pomp beschermen tegen
vochtigheid, vorst en warmte.
6. Elektrische aansluiting
Een vakbekwame test moet voor in gebruiknamen
vaststellen, dat de aanbevolen elektrische beveiligingen
aanwezig zijn. Aarding, nul, scheidingstrafo, aardlekscha-
kelaar e.d. moeten aan de voorschriften van de lokale in-
stanties voldoen. De pomp dient volgens de in Neder-
land/Belgiё algemeen geldende normen op het elektrici-
teitsnet worden aangesloten.
De in de technische gegevens en op het type-plaatje
aangegeven bedrijfsspanningen en- frequentie moet ove-
reenkomen met de voorhandenen zijnde netspanning.
Dompelpompen, die voor transportabel gebruik zijn,
dienen een aansluitkabel van minimaal 10 m. te hebben.
Controleert u, dat de stekkerverbindingen buiten het
gevaar van overstroming liggen en tegen vochtigheid be-
schermd zijn. Netstekker en aansluitkabel voor gebruik op
beschadigingen controleren.
Het einde van de aansluitkabel mag niet in het water
gedompeld worden, omdat er anders water in de motora-
ansluitruimte komen kann.
Motorbeveiligingsschakelaars als mede schakelkasten,
ook van explosievrije pompen, mogen nooit in explosiege-
vaarlijke gebieden gemonteerd worden.
6.1. Aansluiting 3-Fasen-Motoren
Alle 3-fasen HOMA pompen die zonder besturingskast wor-
den geleverd, dienen op een afzonderlijke motorbeveiliging
te worden aangesloten. Originele HOMA-besturingskasten
zijn als toebehoor leverbaar. Bij gebruik van een eigen be-
sturingskast moet men bij de keuze van de motorbeveili-
ging de nennstroom van de pomp in acht nemen. (zie type-
plaatje).
Start-wijze
De startwijze van de pompmotor (direct of ster-driehoek) is
op het typeplaatje af te lezen. Pompen tot 4 kW zijn serie-
matig voor Direct-Start (DOL) geconstrueerd. Bij de 400V
motoren spanningsopgave zijn de wikkelingen in Ster ge-
schakeld voor een netspanning van 400V/3 fasen. De ka-
beleinden U, V, W zijn via een motorbeveiligingsschakelaar
met de netaansluitklemmen L
Pompen boven de 4 kW zijn seriematig voor Ster/Driehoek
start voorbereidt. Beide uiteinden van de motorwindingen
, L
, L
verbonden. (zie afb.1)
1
2
3
zijn via de aders U
/U
, V
1
2
bel verbonden. De pomp aansluiten in een voor
ster/driehoek start bestemde besturingskast. (zie afb. 2 en
3)
Wanneer een voor ster/driehoek voorbereidde motor met
400 V/3fase spanningsopgave direkt (DOL) gestart moet
worden, moet er bij een netspanning van 400 V/3fase de
wikkelingeinden in driehoek geschakeld worden.
( zie afb. 4)
6.2. Temperatuur-voeler
Alle pompen van de A-serie zijn met een temperatuurvo-
eler-set in de motorwikkeling uitgerust, welke de motor bij
verhitting van de wikkeling uitschakelt.
Bij pompen in normale uitvoering worden de aansluitingen
van de temperatuurvoelers via de motor aansluitkabel naar
buiten gevoerd en moeten via de aders T1 en T3 van de
aansluitkabel zo in de schakelkast worden aangesloten, dat
een automatische wederinschakeling na afkoeling van de
motor mogelijk is. De uitschakelingtemperatuur van de vo-
eler voor motoren in normale uitvoering ligt bij ca. 130°C.
graden.(zie pag. 21/22 afb. 2 en 3)
De explosieveilige uitvoeringen bezitten een temperatuur-
voeler-set met een hogere uitschakelingtemperatuur (ca.
140°C), de aderen T1 en T2 van de aansluitkabel moeten
zo aangesloten worden dat na uitschakeling een handmati-
ge terugschakeling mogelijk is. De handmatige terugstelling
moet over een speciale beveiligingscombinatie in de bestu-
ringskast gewaarborgd worden. (zie pag. 21/22 afb. 2 en 3).
Alle explosieveilige uitvoeringen van 4-polige motoren (be-
halve bouwgroep V13...) als ook motoren boven 15kW be-
zitten allebei van de bovengenoemde voeler-sets en zijn via
de aders T1, T2, T3 op de juiste wijze aan te sluiten (zie
pag. 21/22, afb. 2 en 3).
Bij pomptypen V13... 4 polig zijn zelfhoudende EX-voelers
naast de standaardvoelers ingebouwd, dit betekent dat bij
serieschakeling naar de beveiligingscombinatie deze door
het verbreken van de netspanning en afkoelingstijd af-
wachten teruggezet kunnen worden. (zie. Pag. 21 afb.1)
6.3. Oliesperkamer-afdichtingscontrole
De pompen kunnen op verzoek met een afdichtingsbewa-
king van de oliesperkamer geleverd worden, welke via son-
den de elektrische weerstand van de olievulling controleert.
Deze weerstand verandert zich bij intreding van water door
een defecte asafdichting.
De pompen in normale uitvoering hebben één sonde welke
de weerstand tegen massa (pomphuis) meet. De aansluit
ader van deze kabel is met S
De pompen in explosie beveiligde uitvoering hebben twee
sonden, waar tussen de weerstand gemeten wordt. De
aansluit aders van deze kabel zijn met S
(zie afb. 1)
De bewakings-sonden moeten aan een uitschakelrelais
aangesloten worden, welke met een galvanische scheiding
(bij Ex-uitvoering Ex-eigengezekerd) werkt. De aanspreek-
waarde moet van 0-100 k Ω instelbaar zijn, standaard in-
stelling 50 k Ω.
6.4. Draairichtingcontrole
Voordat u een 3-fasen pomp in bedrijf neemt, dient u de
draairichting te controleren. Bij gebruik van een HOMA-
besturing met draairichting-controle, licht deze bij foutieve
draairichting op. Bij kleinere pompen kann de controle ook
door het observeren van de start-ruk plaatsvinden. De
draairichting is met de klok mee, gezien vanaf de bovenzi-
jde van de pomp. Tijdens het starten zal de pomp echter
even in tegengestelde richting roteren. Bij grotere pompen
dient de draairichting door een testloop voor inbouw
/V
, en W
/W
van de aansluitka-
1
2
1
2
gemerkt (zie afb. 1 en 2).
1
en S
gemerkt.
1
2
17