aansluitingen, zie de handleiding van de besturingseenheid.
De ingangen IN1..IN4 zijn alle gelijk en elk ervan kan aan alle functies
worden gekoppeld. Door middel van de parameters I1, I2, I3, I4 wordt de
gewenste functie aan de bijbehorende ingang gekoppeld (IN1, IN2, IN3,
IN4.).
Elke functie die gekoppeld wordt aan de ingangen wordt verderop in deze
paragraaf uitgebreider uitgelegd. In Tabel 15 staat een samenvatting van
de functies en de diverse configuraties.
De fabrieksconfiguraties staan vermeld in Tabel 14.
Fabrieksconfiguraties van de digitale ingangen
digitali IN1, IN2, IN3, IN4
Ingang
1
2
3
4
Tabel 14: Fabrieksconfiguratie van de ingangen
Samenvattende tabel van de mogelijke configuraties van de digitale
ingangen IN1, IN2, IN3, IN4 en hun werking
Functie die gekoppeld is aan de
Waarde
ingang INx
0
Functies van ingang gedeactiveerd
Tekort aan water door externe
1
vlotter (NO)
Tekort aan water door externe
2
vlotter (NC)
Hulpsetpoint Pi (NO) t.o.v. gebruikte
3
ingang
Waarde
0 (Gedeactiveerd)
0 (Gedeactiveerd)
0 (Gedeactiveerd)
0 (Gedeactiveerd)
Weergave van de aan de ingang
gekoppelde functie
Symbool vlotter (F1)
Symbool vlotter (F1)
Px
Hulpsetpoint Pi (NC) t.o.v. gebruikte
4
ingang
Algemene deactivering van de
5
motor door extern signaal (NO)
Algemene deactivering van de
6
motor door extern signaal (NC)
Algemene deactivering van de
7
motor door extern signaal (NO) +
Reset van herstelbare blokkeringen
Algemene deactivering van de mo-
8
tor door extern signaal (NC) + Reset
van herstelbare blokkeringen
Reset van herstelbare blokkeringen
9
NO
Ingang lagedruksignaal NO, auto-
10
matische en handmatige reset
Ingang lagedruksignaal NC, auto-
11
matische en handmatige reset
Ingang lage druk NO alleen
12
handmatige reset
Ingang lage druk NO alleen
13
handmatige reset
Tabel 15: Configuraties van de ingangen
7.6.15.1 - Deactivering van de aan de ingang gekoppelde functies
Door 0 in te stellen als configuratiewaarde van een ingang wordt elke
functie die aan de ingang gekoppeld is gedeactiveerd, ongeacht het
signaal dat aanwezig is op de klemmen van de ingang zelf.
7.6.15.2 - Instelling functie "externe vlotter"
De externe vlotter kan worden verbonden met een willekeurige ingang,
voor de elektrische aansluitingen zie de handleiding van de besturing-
seenheid. De vlotterfunctie wordt verkregen, door op de parameter Ix,
NL
NEDERLANDS
Px
F3
F3
F3
F3
F4
F4
F4
F4
255