De aardlekschakelaar die de installatie beveiligt moet correct
gedimensioneerd zijn en moet van het type "Klasse A" zijn. De
automatische aardlekschakelaar moet gekenmerkt worden door
de twee volgende symbolen:
De magnetothermische veiligheidsschakelaar moet correct
gedimensioneerd zijn (zie Elektrische kenmerken)
3.2 Configuratie van de geïntegreerde inverter
Het systeem is zo door de fabrikant geconfigureerd dat aan de meeste
installatiesituaties wordt voldaan, d.w.z.:
•
werking met constante druk;
•
setpoint (gewenste constante drukwaarde):
•
Verlaging van de druk voor de herstart:
•
Anticyclingfunctie:
Al deze parameters kunnen hoe dan ook door de gebruiker worden
ingesteld, samen met vele andere. Er zijn vele andere bedrijfswijzen en
verdere opties mogelijk. Door middel van de diverse mogelijke instel-
lingen en de beschikbaarheid van configureerbare ingangs- en uitgangs-
kanalen is het mogelijk de werking van de inverter aan te passen aan de
eisen van verschillende installaties. Zie par. 5-6-7
Voor de bepaling van de parameters SP en RP heeft de druk
waarbij het systeem start de volgende waarde:
Pstart = SP – RP
in de standaardconfiguratie
Het systeem functioneert niet als het gebruikspunt zich op een grotere
hoogte bevindt dan het equivalent in meter-waterkolom van Pstart (neem
in aanmerking dat 1 bar = 10 mWk): voor de standaardconfiguratie geldt
dat als het gebruikspunt zich op minstens 27 m hoogte bevindt, het
systeem niet start.
SP = 3.0 bar
RP = 0.3 bar
Uitgeschakeld
Voorbeeld: 3,0 – 0,3 = 2,7 bar
3.3 - Vooraanzuiging
Met vooraanzuiging van een pomp wordt de fase bedoeld gedurende
welke de machine probeert het huis en de aanzuigleiding te vullen met
water. Als dit goed verloopt, kan de machine naar behoren functioneren.
Nadat de pomp gevuld is (par. 2.1.2, 2.2.3) en het apparaat geconfigu-
reerd (par. 3.2), kan de elektrische voeding worden aangesloten nadat er
minstens één gebruikspunt op het persgedeelte is geopend.
Het systeem wordt ingeschakeld en controleert de aanwezigheid van
water in het persgedeelte gedurende de eerste 10 seconden.
Als er een waterstroom wordt waargenomen in het persgedeelte, is de
pomp volgezogen en begint hij normaal te werken. Dit is typisch het geval
van een installatie onder waterniveau (par. 2.1.2, 2.2.3). Het geopende
gebruikspunt op het persgedeelte waar nu het gepompte water naar
buiten komt, kan gesloten worden.
Als na 10 seconden geen regelmatige waterstroom wordt waargenomen
in het persgedeelte, vraagt het systeem bevestiging om de vooraan-
zuigprocedure te beginnen (gebruikelijk geval voor installaties boven
waterniveau - par 2.1.2, 2.2.3). Dit wil zeggen:
Door op "+" te drukken wordt de vooraanzuigprocedure gestart: de pomp
begint te werken gedurende maximaal 5 minuten. In deze tijd grijpt de
veiligheidsblokkering voor droog lopen niet in. De vooraanzuigtijd hangt
af van diverse parameters, waarvan de diepte van het aan te zuigen
water, de diameter van de aanzuigleiding, de waterdichtheid van de
aanzuigleiding de meeste invloed hebben. Op voorwaarde dat er een
aanzuigleiding wordt gebruikt met een maat van niet minder dan 1"
en dat deze goed dicht is (geen gaten of verbindingen waardoor lucht
kan worden aangezogen), is het product ontworpen om te kunnen
vooraanzuigen in omstandigheden met een waterdiepte van tot 8 meter
in een tijd van minder dan 5 minuten. Zodra het product een reguliere
NL
NEDERLANDS
233