NL
NEDERLANDS
Als de verticale installatie van het systeem van het type "boven
waterniveau" is, wordt aanbevolen een terugslagklep aan te
brengen in het aanzuiggedeelte van de installatie; dit om het
vullen van het systeem mogelijk te maken (par. 2.1.2).
Als de installatie van het type "boven waterniveau" is, moet
de aanzuigleiding vanaf de waterbron naar de pomp aflopend
worden gemonteerd, om de vorming van zwanehalzen of sifons
te vermijden. Plaats de aanzuigslang niet boven pompniveau
(om te voorkomen dat er zich luchtbellen in de aanzuigslang
vormen). De aanzuigslang moet aan zijn ingang op minstens
30 cm onder het waterniveau aanzuigen, en moet over de hele
lengte waterdicht zijn, tot aan de ingang van de elektropomp.
De aanzuig- en persleidingen moeten zo gemonteerd worden
dat ze geen enkele mechanische druk op de pomp uitoefenen.
2.1.2.Vulwerkzaamheden
Installatie boven en onder waterniveau
Installatie "boven waterniveau" (par. 2.1.1): open de technische ruimte en
verwijder de vuldop (afb.3_punt 6) met het meegeleverde gereedschap
(afb.3_punt 5) of een schroevendraaier. Vul het systeem met schoon
water door de vulopening, en zorg ervoor dat de lucht naar buiten komt.
Als de terugslagklep op de aanzuigleiding (aanbevolen in par. 2.1.1)
aangebracht is in de buurt van de ingangsopening van het systeem,
zou de hoeveelheid water die nodig is om het systeem te vullen 2,2 liter
moeten zijn. Geadviseerd wordt de terugslagklep aan het uiteinde van
de aanzuigleiding te monteren (bodemklep), zodat ook deze helemaal
kan worden gevuld bij de vulwerkzaamheden. In dit geval is de hoeveel-
heid water die nodig is voor het vullen afhankelijk van de lengte van de
aanzuigleiding (2,2 liter + ...).
Installatie "onder waterniveau" (par. 2.1.1): als er tussen de watervoor-
raad en het systeem geen afsluitkleppen aanwezig zijn (of als deze open
zijn), wordt het systeem automatisch gevuld zodra de opgesloten lucht
naar buiten kan. Door de vuldop (afb.3_punt 6) dus zoveel als nodig is
om de opgesloten lucht weg te laten stromen open te draaien, wordt het
systeem in staat gesteld om zich helemaal te vullen. Hierop moet worden
230
toegezien en de vulopening moet worden gesloten zodra het water naar
buiten komt (geadviseerd wordt om een afsluitklep aan te brengen in
de aanzuigleiding en deze te gebruiken om het vullen met open dop te
besturen). Een andere mogelijkheid, in het geval dat de aanzuigleiding
is gesloten door een dichte klep, is om het vullen uit te voeren zoals
beschreven voor de installatie boven waterniveau.
2.2 - Horizontale Configuratie
Verwijder de 4 steunpootjes van het onderblad van de verpakking en
schroef hen helemaal in de messing zittingen van vlak E. Stel het sys-
teem op de gewenste plaats op, rekening houdend met het ruimtebeslag
van afb.10.
• De afstand van minstens 270 mm tussen vlak B van het sys-
teem en een obstakel wordt aanbevolen om eventueel onderhoud
te kunnen plegen op de terugslagklep zonder het systeem te
hoeven afkoppelen van de installatie.
• De afstand van minstens 200 mm tussen vlak A van het sys-
teem en een obstakel wordt aanbevolen om het deurtje te kunnen
verwijderen en toegang te krijgen tot de technische ruimte.
Afb.10