•
•
•
5.2
Aanvullende bepalingen
Bij het opzetten van elektrische installaties dienen de algemeen geldende veiligheids-
bepalingen voor elektrische laagspanningsinstallaties (bijv. DIN IEC 60364,
DIN EN 50110) in acht te worden genomen.
5.3
Aanwijzingen voor de bedrading
5.3.1
Beveiliging tegen storingen in de remaansturing
Om de remaansturing tegen storingen te beschermen mogen onafgeschermde remka-
bels niet samen met vermogenskabels met geschakelde spanning in één kabel wor-
den gelegd.
De belangrijkste geschakelde vermogenskabels zijn:
•
•
5.3.2
Beveiliging tegen storingen in de motorbeveiligingsinrichtingen
Om motorbeveiligingsvoorzieningen van SEW-EURODRIVE te beveiligen tegen sto-
ring mogen:
•
•
Controleer voor de inbedrijfstelling van motoren met rem de foutloze werking van
de rem.
De motor mag alleen met een frequentieregelaar worden gebruikt.
Raadpleeg de technische handleiding van de frequentieregelaar.
uitgangskabels van servoversterkers, stroomregelaars, softstarters en remappara-
tuur;
kabels voor remweerstanden e.d.
apart afgeschermde voedingskabels samen met vermogenskabels met geschakel-
de spanning in één kabel worden gelegd.
niet-afgeschermde voedingskabels niet gemeenschappelijk met kabels met ge-
schakelde spanning in één kabel worden gelegd.
Elektrische installatie
Aanvullende bepalingen
Technische handleiding – CM3C63 – 100
5
27