11.4 Inschakelen van de pomp
1. Voordat de pomp wordt ingeschakeld moet de
afsluitklep aan de inlaatzijde volledig geopend
worden. De afsluitklep aan de uitlaatzijde moet
nagenoeg geheel gesloten blijven.
2. Schakel de pomp in.
3. Ontlucht de pomp tijdens inschakelen door de
ontluchtingschroef in de pompkop of pompkop-
deksel los te draaien tot een regelmatige vloei-
stofstroom uit de ontluchtingsopening stroomt.
Waarschuwing
Let op de richting van de ontluchtings-
nippel zodat de uitstromende vloeistof
geen lichamelijk letsel kan veroorza-
ken, of de motor of andere onderdelen
kan beschadigen.
Bij installaties met hete vloeistoffen
dient in het bijzonder rekening te wor-
den gehouden met het gevaar van
kokend hete vloeistof.
Bij installaties met koude vloeistoffen
dient in het bijzonder rekening te wor-
den gehouden met het gevaar van
lichamelijk letsel veroorzaakt door de
koude vloeistof.
4. Wanneer de leidingen met vloeistof zijn gevuld,
open de afsluitklep aan de uiltaatzijde dan lang-
zaam tot deze volledig open is.
Als de pomp is uitgerust met een motor
met een uitgang die geselecteerd is op
basis van een specifiek maximaal
Voorzichtig
debiet, dan kan de motor overbelast
raken als deze op een lagere verschil-
druk werkt dan waarop gerekend is.
5. Controleer op overbelasting door het stroomver-
bruik van de motor te meten en de waarde te ver-
gelijken met de nominale stroom die staat ver-
meld op het typeplaatje van de motor. Smoor in
geval van overbelasting de klep aan de uitlaat-
zijde totdat de motor niet meer overbelast is.
6. Meet het stroomverbruik van de motor altijd tij-
dens het inschakelen.
Tijdens het starten is de stroomsterkte
van de motor tot zes maal hoger dan
N.B.
de stroomsterkte bij vollast die aange-
geven staat op het typeplaatje.
11.5 Aanloopperiode asafdichting
Het afdichtingsloopvlak wordt gesmeerd met de ver-
pompte vloeistof, en dit betekent dat een bepaalde
lekkage vanuit de asafdichting kan komen. Wanneer
de pomp voor de eerste keer wordt ingeschakeld, of
wanneer een nieuwe asafdichting is geïnstalleerd, is
een bepaalde aanloopperiode nodig voordat de lek-
kage is gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau.
De benodigde tijd hiervoor hangt af van de bedrijf-
status, d.w.z. elke keer dat de bedrijfsstatus veran-
dert wordt een nieuwe aanloopperiode geïnitieerd.
Onder normale omstandigheden verdampt de lek-
kende vloeistof. Het gevolg hiervan is dat er geen
lekkage gedetecteerd wordt.
Vloeistoffen zoals kerosine zullen niet verdampen,
en druppels zullen zichtbaar zijn, maar dit is geen
storing van de asafdichting.
Mechanische asafdichtingen zijn precisie-onderde-
len. Als mechanische asafdichtingen of recent geïn-
stalleerde pompen defect raken, dan zal dit door-
gaans in de eerste bedrijfsuren gebeuren. Het
optreden van zulke defecten is hoofdzakelijk te wij-
ten aan onjuiste montage van de asafdichtingen en/
of onjuiste hantering van de pomp tijdens het instal-
leren.
11.6 Start/stop
Maximum aantal starts/uur
Bouw-
grootte
2
56-71
100
80-100
60
112-132
30
160-180
15
200-225
8
250-315
4
11.7 Referentie-aflezingen van
bewakingsapparatuur
We adviseren om de initiële aflezingen van de vol-
gende parameters te nemen:
•
trillingsniveau - gebruik SPM-meetpunten (Shock
Pulse Method)
•
inlaat- en uitlaatdruk - gebruik drukmeters.
De aflezingen kunnen als referentie worden gebruikt
bij abnormaal bedrijf.
Aantal polen
4
6
250
350
140
160
60
80
30
50
15
30
8
12
27