d) Snelladen („FAST Chg")
Bij het opladen van een lithiumaccu wordt de laadstroom door de gevolgde oplaadprocedure
lager naarmate de accu verder geladen is (als de accu zijn maximale spanning heeft bereikt
en de oplader van de constante stroom- naar de constante spanningsfase overgaat). Daardoor
duurt het laden uiteraard langer.
Bij snelladen wordt bij het opladen bij constante spanning een hogere oplaadstroom gebruikt.
Dit gaat echter ten koste van de capaciteit omdat vanwege veiligheidsschakelingen in de
oplader het opladen eerder gestopt wordt.
Dat betekent bijv. dat een LiPo-accu na een snellading niet volledig geladen is. Bij snelladen
is slechts ongeveer 90% van de capaciteit beschikbaar die bij een normale oplaadprocedure
beschikbaar is.
Snelladen is dus alleen zinvol als het erom gaat een accu zo snel mogelijk weer te
kunnen gebruiken.
Instellen van de oplaadstroom en spanning/aantal cellen moet net zo gedaan worden als bij
een normale oplaadprocedure (zie hfst. 13 b).
e) Accu opslaan („STORAgE")
Gebruik dit programma als u de accu voor langere tijd wilt opslaan. Afhankelijk van het inge-
stelde accutype wordt een accu tot een bepaalde spanning geladen dan wel ontladen
(LiPo = 3,85 V, LiIon = 3,75 V, LiFe = 3,3 V; spanning per afzonderlijke cel).
Afhankelijk van de spanning per cel op dat moment wordt de accu ontladen dan wel
opgeladen. Dit is uiteraard bij een meercellig accupack alleen zinvol als een balance-
raansluiting beschikbaar is en op de oplader aangesloten kan worden.
Bij een langere opslag van een lithiumaccu (zoals bij overwintering van een vliegtu-
igaccu) moet de accu in ieder geval om de 3 maanden getest worden en opnieuw
met het accuprogramma „STORAGE" behandeld worden om te voorkomen dat er een
schadelijke diepontlading optreedt.
Instellen van de oplaadstroom en spanning/aantal cellen moet net zo gedaan worden als bij
een normale oplaadprocedure (zie hfst. 13 b).
31