13. LIThIUMACCU'S (LIPO, LIION, LIFE)
a) Algemeen
De accuprogramma's voor LiPo-, LiIon- en LiFe-accu's onderscheiden zich in feite alleen van
elkaar in de voltages en de toegestane oplaadstroom (zie hfst. 9).
Bij het opladen van een LiPo-, LiIon- of LiFe-accu zijn er twee van elkaar verschillende
fases. Eerst wordt de accu met een constante stroom geladen. Bereikt de accu de maximale
spanning ( voor een LiPo-accu bijv. 4,2 V) dan wordt met constante spanning verder geladen
(de laadstroom neemt daarbij af). Komt de laadstroom onder een bepaalde grens, dan wordt
het opladen gestopt en is de accu volledig geladen en klaar voor gebruik.
Bij meercellige lithiumaccu's neemt de ingebouwde balancer de bewaking van de spanning
van de verschillende cellen over zodat aan het eind van de laadprocedure alle cellen een
gelijke spanning hebben.
De in te stellen oplaadstroom hangt af van de capaciteit van de accu's en de manier
waarop ze gebouwd zijn (zie hfst. 9). Let hierbij op de opgaven van de fabrikant.
Kies in het hoofdmenu het accutype „LiPo BATT", „LiIon
BATT" of „LiFe BATT"; beweeg daarvoor de bedienings-
knop naar boven „8" dan wel naar beneden „2".
Beweeg de bedieningsknop naar rechts „„boven „6" om
het accuprogramma te kunnen kiezen. De laatst ingestel-
de waarden verschijnen dan op het beeldscherm.
Beweeg de bedieningsknop naar boven „8" of naar beneden „2" om het gewenste accupro-
gramma te kiezen.
• „CHARGE": Lithiumaccu zonder balanceraansluiting opladen
• „BALANCE": Lithiumaccu met balanceraansluiting opladen
• „FAST CHG": Een accu snelladen
• „STORAGE": Accu tot een bepaalde spanning opladen of ontladen
• „DISCHARGE": Accu ontladen
PROGRAM SELECT
LiPo BATT
PROGRAM SELECT
LiIo BATT
PROGRAM SELECT
LiFe BATT
LiPo BALANCE
2.2A
7.4V(2S)
27