11. AANSLUITEN vAN EEN ACCU
Let op de volgende punten voordat u de accu aansluit/oplaadt:
• Indien u dat nog niet heeft gedaan, hoofdstuk 5 en 9 volledig en zorgvuldig doorlezen.
• Weet u precies wat de eigenschappen zijn van de accu? Onbekende accu's of accu's
zonder opschrift waarvan u geen gegevens kent, mogen niet aangesloten/geladen/ontladen
worden!
• Heeft u het juiste oplaadprogramma gekozen dat past bij het soort accu dat u voor u heeft?
Onjuiste instellingen beschadigen de oplader en de accu en bovendien bestaat er dan
brand- en ontploffingsgevaar!
• Heeft u de juiste oplaadstroom ingesteld?
• Heeft u de juiste spanning ingesteld (bijv. bij meercellige LiPo-accu's)? Zo kan een tweecelli-
ge LiPo-accu ofwel parallel (3,7 V) dan wel in serie (7,4 V) geschakeld zijn.
• Zijn alle verbindingskabels en aansluitingen correct en zitten de stekkers stevig in de aanslu-
itbussen? Versleten stekkers en beschadigde kabels moeten vervangen worden.
• Laad u altijd slechts één accu of één accupack op? Sluit nooit een aantal accupacks aan om
opgeladen te worden.
• Als u zelfs gebouwde accupacks wil opladen dan moeten de cellen identiek zijn (zelfde type,
capaciteit en fabrikant).
Bovendien moeten de cellen een gelijke laadtoestand hebben (de spanning van cellen van
LiPo-accu's kunnen via de balancer gelijk worden gemaakt, bij andere accupacks bijv. van
NiMH of NiCd gaat dat echter niet).
Belangrijk bij het op- of ontladen van een lithiumaccu met balanceraansluiting:
Meercellige lithiumaccupacks beschikken normaalgesproken altijd over een balanceraanslui-
ting. Via deze is het mogelijk dat de oplader iedere cel apart bewaken kan.
De oplader maakt bij afwijkingen de spanning van alle cellen identiek. De balancer verhindert
daarmee dus dat één of een aantal cellen overladen worden of dat andere cellen niet
voldoende opgeladen worden. De balancer beschermt dus tegen overladen (wat tot brand of
een ontploffing kan leiden) en garandeert het optimale prestatievermogen van het accupack
in uw model.
21