5
Storingshulp
Dit hoofdstuk maakt het de bediener mogelijk, eenvoudige storingen of de gevolgen
van een onjuiste bediening zelf te lokaliseren en te verhelpen. Bij het lokaliseren van
de storingen moet de volgorde van de in de tabel genoemde oplossingen worden
aangehouden.
Z
Als het interne transportmiddel na het uitvoeren van de "oplossingen" niet in de
gebruiksklare toestand kan worden gebracht of wanneer een storing of een defect in
de elektronica wordt aangegeven met de bijbehorende gebeurtenismelding, moet u
contact opnemen met de klantenservice van de producent.
De fout mag verder nog uitsluitend door de klantenservice van de producent worden
verholpen. De producent beschikt over een speciaal voor deze taken geschoolde
klantenservice.
De volgende gegevens zijn voor de klantenservice belangrijk en nuttig om snel en
doelgericht te kunnen reageren op de storing:
- serienummer van het interne transportmiddel
- gebeurtenismelding op het display (indien beschikbaar)
- foutbeschrijving
- huidige locatie van het interne transportmiddel.
5.1
Storingen bij de inbedrijfstelling
Gebeurtenismelding
-
-
-
-
-
-
-
132
Mogelijke oorzaak
Batterijstekker niet
ingestoken
NOODUIT-schakelaar
ingedrukt
Intern transportmiddel
met contactslot
uitschakelen
Zekering defect
Onjuiste transponder
ISM-toegangsmodule
(o) gebruikt
Onjuiste code met
softkeys onder het 2"-
display (o) ingevoerd
Batterijcapaciteit te laag
Oplossingen
– Batterijstekker
controleren, indien
nodig erin steken
– NOODSTOP-
schakelaar
ontgrendelen, zie
pagina 112
– Intern transportmiddel
met contactslot
inschakelen, zie
pagina 99
– Zekeringen
controleren, zie
pagina 187
– Juiste transponders
gebruiken
– Juiste code invoeren,
zie pagina 153
– Batterijcapaciteit
controleren, batterij
indien nodig laden,
zie pagina 84