3.2
Gebruiksklaar maken
20
1
2
4
5
7
8
0
19
17
Voorwaarden
– Controles en handelingen voorafgaande aan de dagelijkse inbedrijfstelling
uitgevoerd, zie pagina 102.
Werkwijze
• Dissel (21) in het rembereik zwenken, zie pagina 119.
• NOODSTOP-schakelaar (10) ontgrendelen, zie pagina 112.
• Intern transportmiddel inschakelen, daarvoor
• Bij een intern transportmiddel met contactslot (20):
sleutel in het contactslot steken en tot de aanslag naar rechts draaien.
Z
Bij interne transportmiddelen met lithium-ionbatterij zonder contactslot moet het
display (14) met de functietoets onder het pictogram "In-/uitschakelen" (86)
worden ingeschakeld.
• Bij een intern transportmiddel met display (14): Code in display invoeren.
• Bij een intern transportmiddel met toetsenveld (19): Code in toetsenveld
invoeren.
• Bij intern transportmiddel met transponderlezer (17): Transponder voor de
transponderlezer houden.
Intern transportmiddel is bedrijfsklaar.
Z
Wanneer het intern transportmiddel niet ingeschakeld kan worden: Mogelijke
gebeurtenismeldingen op het display (14) (o) aflezen en de oorzaak met behulp
van paragraaf "Storingshulp" identificeren, zie pagina 132.
14
3
86
6
9
C
21
10
0km/h
P3
103