Inleiding
Rembesturing
Het programmeren van
aan- en uitlooptijden
70
Groepen
De rembesturing voor de elektro-
mechanische rem omvat functies die
onder meer de positionering verbeteren.
De rembesturing omvat een geoptimali-
seerde relaisfunctie met een korte
reactietijd voor het sturen van de elektro-
mechanische rem.
De rem moet zijn geactiveerd (zonder
spanning) terwijl de unit onbelast draait.
Relais 01/04 kan zodanig worden gepro-
grammeerd dat de motorrem automa-
tisch wordt geactiveerd zodra de gepro-
grammeerde motorfrequentie wordt
overschreden.
Het is mogelijk afzonderlijke aanloop
(start)- en uitloop (stop)-, uitschakel- en
inschakelfrequenties in te stellen.
In parameter 405 (klem 29 ingang)
kunnen twee verschillende ramp-tijden
worden gekozen.
Voor normale start/stop kan ramp 1 of
ramp 2 worden gekozen.
Snelle stop is altijd ramp 2.
Start/Stop
Frequentie/
Stroom
Relais
MG.30.A7.10 - VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
De motorstroombewaking omvat een
functie die automatisch de rem activeert
wanneer de motorstroom tot of beneden
de geprogrammeerde minimumwaarde
daalt.
De motorstroombewaking kan tijdens het
opstarten worden uitgeschakeld. Hoe
lang de bewaking dan inactief blijft, is
afhankelijk van de ingestelde vertraging.
Voor het bereiken van een hoge dyna-
miek wordt startcompensatie in parame-
ter 100 uitgeschakeld.
De parameters voor de rembesturing
worden hieronder beschreven:
Parameter 100
Data-waarde [6]
Parameter 230-
231-232-233
Zie onderstaande
afbeelding
Parameter 409/410 Data-waarde [16]/[17]
WAARSCHUWING:
De parameters voor het rembesturings-
relais mogen niet worden gewijzigd
(parameter 409 of 410) omdat dit kan
leiden tot het 'loslaten' van de rem,
waardoor gevaar voor letsel en bescha-
diging van apparatuur ontstaat.