Bediening en display
Groep 0..
Belasting en motor
Groep 1..
66
Groepen
Deze groep bevat de parameters die be-
trekking hebben op display-uitlezing, lo-
kale bediening en setup instellingen.
Deze groep parameters is gereserveerd
voor de aanpassingen die nodig zijn om de
VLT
frequentie-omvormer aan de toepas-
®
sing en de motor aan te passen.
De in parameter 100-105 voorgepro-
grammeerde waarden zijn geschikt voor
normale toepassingen, waarbij standaard
asynchroonmotoren bij constante koppel-
belasting zonder parallel geschakelde
motoren worden gebruikt.
Bij toepassing van een kwadratische
koppelbelasting dient één van de VT
(Variable Torque)-standen of VT-standen
met CT-startkoppel (hoog aanloopkoppel)
te worden gekozen.
Parallel gekoppelde motoren:
Wanneer parallel geschakelde motoren of
een motor van het synchrone type op de
uitgang van een VLT ® frequentie-
omvormer worden gebruikt, dient in
parameter 100 constant koppel zonder
startcompensatie en in parameter 101
"open loop" te worden gekozen.
Automatische optimalisering
Een extra afstelling kan de koppel-
opbrengst of de nauwkeurigheid van de
snelheid verbeteren, indien de motordata
verschillen van de specifieke waarden,
waarvan wordt aangenomen dat zij de
default-waarden zijn.
Handelingen 1 - 4 in snelle setup moeten
eerst worden uitgevoerd.
De mogelijkheid van "adaptive tuning"
maakt gemakkelijke fijnafstelling mogelijk.
Afstellen begint met het aanzetten van pa-
rameter 106 en het drukken op
De VLT
voert een testmeting uit van vitale
®
motorgegevens en past automatisch de
betreffende parameters (108-113) aan.
Voor een optimale aanpassing wordt een
automatische parameterafstelling op een
koude motor aanbevolen.
Let op: de motor zal zonder waarschu-
wing gaan draaien.
In de parameters 109-113 is handafstelling
mogelijk om default- of automatisch afge-
stelde waarden te corrigeren.
MG.30.A7.10 - VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
Let op: de keuze tussen 12 verschillende
display-uitlezingen die op pag. 60 is ge-
noemd, valt niet onder deze groep.
"Closed-loop":
Als er behoefte is aan een teruggekoppeld
regelsysteem, dienen de opnemer, tacho-
meter of encoder één van de analoge
standaardsignalen (bijv. 0-10 V, 0-20 mA,
4-20 mA) of een pulssignaalfrequentie van
max. 100 Hz, 1 kHz of 10 kHz
(programmeerbaar) af te geven.
De volledige schaalwaarde is altijd 100%.
Het signaal van de opnemer moet zodanig
worden gekozen dat zoveel mogelijk van
het volledige bereik gebruik wordt ge-
maakt, maar zodanig dat er ruimte over-
blijft voor het doorschieten van het signaal.
Het doorschietbereik van het pulssignaal
bedraagt max. 200% voor de 100 Hz- en
1 kHz-signalen, en max. 130% voor het 10
kHz-signaal. Voor het optimaliseren van de
nauwkeurigheid en van de dynamische ei-
genschappen kan het best een puls-
frequentie worden gekozen die zo dicht
mogelijk bij 10 kHz ligt (bij max. motor-
toerental). Wanneer dit niet mogelijk is, kan
het opnemersignaal worden gecorrigeerd
door de feedback-schaalfactor (parameter
125). Het corresponderende referentie-
signaal kan intern ingesteld worden
(digitale referentie) of worden afgegeven
door de analoge standaard signalen of het
pulssignaal (bereik 0-100%). Het is niet
mogelijk om hetzelfde type signaal (span-
ning, stroom, pulsen) voor zowel de refe-
rentie als de terugmelding te kiezen.
Bij het starten wordt de uitgangsfrequentie
bepaald door de referentie, "feed forward"
factor en de min./max. frequentie-instel-
lingen van de frequentie-omvormer. De
"feed forward factor" wordt gebruikt wan-
neer het gewenste referentiesignaal niet
.
tot de juiste startfrequentie leidt.
Start
De terugkoppe lingsfactor wordt gebruikt
wanneer de opnemer niet optimaal kan
worden gekozen voor het schaalbereik van
de ingangssignalen.
De PID-regelaar corrigeert vervolgens de
uitgangsfrequentie door vergelijking van
referentie en terugmelding.
Bij "stop" wordt de stuuruitgang
(integrator) op 0 gezet, zodat bij een her-
start volgens de normale startprocedure
wordt opgestart.